Uitspraak
ING BANK N.V.,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, gewezen op 28 mei 2014. De appellant, vertegenwoordigd door mr. R.G.E. de Vries, heeft op 27 augustus 2014 hoger beroep ingesteld. De zaak is op de rol van 23 juni 2015 gebracht, waartegen verstek is verleend aan de geïntimeerde, ING BANK N.V., vertegenwoordigd door mr. T.J.P. Jager. Appellant heeft verzuimd om op de rol van 11 augustus 2015 een memorie van grieven in te dienen, ondanks dat hij daartoe een termijn van zes weken had gekregen. Het hof heeft appellant een nadere termijn van twee weken verleend om dit verzuim te herstellen.
De kwestie draait om de betaling van het griffierecht. Appellant heeft het griffierecht te laat betaald, namelijk op 27 juli 2015, terwijl de uiterste betaaldatum 21 juli 2015 was. De advocaat van appellant heeft aangevoerd dat het griffierecht ten onrechte te hoog was vastgesteld, maar het hof heeft geoordeeld dat de omstandigheden niet voldoende grond bieden voor toepassing van de hardheidsclausule. Desondanks heeft het hof besloten om aan geïntimeerde geen ontslag van instantie te verlenen, en de zaak naar de rol van 10 november 2015 verwezen voor het nemen van een memorie van grieven door appellant.