ECLI:NL:GHAMS:2015:4421

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2015
Publicatiedatum
29 oktober 2015
Zaaknummer
200.158.248/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de hardheidsclausule in hoger beroep met betrekking tot griffierechten

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 17 september 2014 was gewezen. De appellante heeft op 13 oktober 2014 hoger beroep ingesteld en het griffierecht op 28 november 2014 betaald, wat drie dagen na de uiterste betaaldatum was. De rechter heeft in deze zaak de hardheidsclausule van artikel 127a lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering toegepast, omdat de appellante het griffierecht wel binnen twee weken na het verstrijken van de vierwekentermijn heeft betaald. Hierdoor werd aan de geïntimeerde geen ontslag van instantie verleend. Het hof heeft ook besloten om terug te komen van de eerdere beslissing tot verval van het recht op het nemen van een memorie van grieven, en heeft appellante een termijn van twee weken gegeven om dit verzuim te herstellen. De zaak is verwezen naar de rol voor het nemen van de memorie van grieven op 10 november 2015.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.158.248/01
zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland : 2958661 CV EXPL 14-1397
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 27 oktober 2015
inzake:
[appellante],
wonend te [woonplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. M.C. Rosier te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. G.C.M. Schipper te Hoofddorp.

1.Het geding in hoger beroep

Bij dagvaarding van 13 oktober 2014 heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen het tussen partijen onder bovengenoemd zaak-/rolnummer gewezen vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 17 september 2014.
Appellante heeft de zaak aangebracht op de rol van 28 oktober 2014.
Het griffierecht is door appellante op 28 november 2014 betaald.
Op de rol van 9 december 2014 is verval verleend van het recht van appellante op het nemen van een memorie van grieven.
Arrest is nader bepaald op heden.

2.Motivering

2.1
Artikel 3 lid 3 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) bepaalt dat eiser (in hoger beroep: appellant) het griffierecht is verschuldigd vanaf de eerste uitroeping van de zaak ter terechtzitting en dat eiser zorgt dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de zaak dient. Artikel 127a lid 2 Rv bepaalt dat, indien eiser het griffierecht niet tijdig heeft voldaan, de rechter de gedaagde van de instantie ontslaat, met veroordeling van eiser in de kosten. Artikel 127a lid 3 Rv bepaalt dat de rechter artikel 127a lid 2 Rv geheel of ten dele buiten toepassing laat, indien hij van oordeel is dat de toepassing van die bepaling, gelet op het belang van betrokkene bij toegang tot de rechter, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
2.2
De eerste uitroeping van de zaak was op 28 oktober 2014. Het griffierecht is door appellante betaald op 28 november 2014, derhalve na de uiterste betaaldatum (25 november 2014).
2.3
In deze zaak is het griffierecht drie dagen te laat voldaan. Nu appellante het griffierecht wel binnen twee weken na het verstrijken van de vierwekentermijn heeft betaald, zal het hof, ongeacht de omstandigheden die tot deze te late betaling hebben geleid, de hardheidsclausule van artikel 127a lid 3 Rv toepassen en aan geïntimeerde geen ontslag van instantie verlenen. Voor de aan deze beslissing ten grondslag liggende overwegingen wordt kortheidshalve verwezen naar rechtsoverwegingen 2.5 tot en met 2.9 van het arrest van dit hof van 6 oktober 2015 (ECLI:NL:GHAMS:2015:4130).
2.4
Het hof ziet naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 17 april 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1075) reden om terug te komen van de beslissing tot het aan appellante verlenen van verval van het recht op het nemen van een memorie van grieven. Aan appellante zal een termijn van twee weken worden verleend om het verzuim te herstellen en alsnog een memorie van grieven te nemen. De zaak zal naar de rol worden verwezen voor het nemen van die memorie.

3.Beslissing

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 10 november 2015 voor het nemen van een memorie van grieven door appellante;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.C. Meijer, J.C.W. Rang en J.W. Hoekzema en uitgesproken in het openbaar door de rolraadsheer op 27 oktober 2015.