ECLI:NL:GHAMS:2015:3891
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Klacht tegen gerechtsdeurwaarder over executoriaal derdenbeslag en beslagvrije voet
In deze zaak heeft klaagster een klacht ingediend tegen een gerechtsdeurwaarder, waarbij zij hem verwijt dat hij het door hem gelegde executoriaal derdenbeslag niet heeft opgeheven en de verkeerde beslagvrije voet heeft toegepast door haar vakantiegeld volledig in te houden. De klacht is ongegrond verklaard door de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, waarna klaagster in hoger beroep is gegaan. Het hof heeft op 15 september 2015 de zaak behandeld. Klaagster heeft op 26 februari 2015 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer van 20 januari 2015, waarin haar klacht ongegrond werd verklaard. De gerechtsdeurwaarder heeft op 1 april 2015 een verweerschrift ingediend. Tijdens de openbare zitting op 25 juni 2015 is klaagster niet verschenen, terwijl de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder wel aanwezig was. Het hof heeft de stukken van de kamer en aanvullende producties van klaagster in overweging genomen. Klaagster heeft de gerechtsdeurwaarder verweten dat hij het beslag niet heeft opgeheven en de beslagvrije voet onjuist heeft vastgesteld. Het hof oordeelde dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar nieuw geformuleerde klacht en bevestigde de beslissing van de kamer. Het hof concludeerde dat de gerechtsdeurwaarder niet verwijtbaar heeft gehandeld, aangezien zijn opdrachtgevers niet akkoord gingen met een betalingsregeling. Tevens werd opgemerkt dat de gerechtsdeurwaarder na een arrest van de Hoge Raad zijn berekening van de beslagvrije voet heeft herzien.