ECLI:NL:HR:2015:3068

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 oktober 2015
Publicatiedatum
13 oktober 2015
Zaaknummer
14/01013
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen beschikking inzake beklag over inbeslaggenomen geldbedrag

In deze zaak gaat het om een cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Rotterdam, waarin een klaagschrift is ingediend door de klaagster, die in 1978 is geboren. Het klaagschrift betreft de teruggave van een inbeslaggenomen geldbedrag van € 24.960,-. De Rechtbank had het klaagschrift gegrond verklaard, maar de Officier van Justitie heeft cassatie ingesteld. De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking.

De Hoge Raad heeft op 13 oktober 2015 geoordeeld dat de Rechtbank onbegrijpelijk heeft geoordeeld over de hoogte van het in beslag genomen geldbedrag. De feiten zijn als volgt: op 29 november 2012 is er beslag gelegd op twee bundels contant geld onder de klaagster. Tijdens de behandeling in raadkamer heeft de raadsman van de klaagster gesteld dat het in beslag genomen bedrag € 24.960,- bedraagt, maar dat er inmiddels € 24.060,- aan de klaagster is teruggegeven. De klaagster heeft vervolgens een wijziging in het klaagschrift aangebracht, waarbij zij verzocht om teruggave van het resterende bedrag van € 900,-.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het belang van de strafvordering zich niet verzet tegen teruggave van het geldbedrag aan de klaagster. De rechtbank heeft het klaagschrift gegrond verklaard voor het bedrag van € 900,-. De Hoge Raad heeft de beschikking van de Rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen naar de Rechtbank Rotterdam voor een nieuwe behandeling van het klaagschrift.

Uitspraak

13 oktober 2015
Strafkamer
nr. S 14/01013 B
CB/DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Rotterdam van 30 juli 2013, nummer RK 13/205, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[klaagster], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de Officier van Justitie. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot zodanige beslissing met betrekking tot terug- of verwijzen als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt dat de Rechtbank, die het klaagschrift dat strekt tot teruggave van het van onder de klaagster inbeslaggenomen geldbedrag gegrond heeft verklaard, onbegrijpelijk, althans ontoereikend gemotiveerd heeft geoordeeld dat onder de klaagster een geldbedrag van € 24.960,- in beslag is genomen.
2.2.
De bestreden beschikking houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"Feiten
Op 29 november 2012 is op de voet van artikel 94 Sv onder de klaagster onder meer beslag gelegd op een contant geldbedrag bestaande uit twee bundels met de respectievelijke IBN-code F1189.01.03.011 (Bundel geld (1)) en F1189.01.03.002 (Bundel geld (2)).
Inhoud beklag en standpunt van de klaagster
Het klaagschrift strekt ertoe dat het beslag dat op de twee bundels geld is gelegd, wordt opgeheven en dat het geld aan de klaagster wordt teruggegeven. Daartoe heeft de klaagster gesteld dat het strafvorderlijk belang zich niet verzet tegen teruggave van het verzochte.
Tijdens de behandeling in raadkamer van 4 juni 2013 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de som van de twee inbeslaggenomen geldbundels bij elkaar een bedrag van € 24.960,= bedraagt.
Ter gelegenheid van de behandeling in raadkamer van 9 juli 2013 heeft de raadsman medegedeeld dat inmiddels het bedrag van € 24.060,= aan de klaagster is geretourneerd. In de visie van de klaagster heeft het Openbaar Ministerie echter nagelaten het gehele bedrag van € 24.960,= aan de klaagster terug te geven. Gelet daarop is het klaagschrift namens de klaagster gewijzigd in die zin dat dit thans ziet op het resterende gedeelte dat nog niet aan haar is teruggegeven, te weten een geldbedrag van € 900,=.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft tijdens de behandeling in raadkamer te kennen gegeven dat, gelet op het feit dat er reeds een beslissing ten aanzien van het beslag is genomen en de geldbundels ter waarde van € 24.060,= - de som van deze vermeld in het proces-verbaal van kennisgeving inbeslagname - inmiddels aan de klaagster zijn teruggegeven, het beklag ongegrond dient te worden verklaard.
Beoordeling van het beklag
Bij het beoordelen van een beklag op grond van artikel 94 Sv dient als maatstaaf of het belang van strafvordering vordert dat het beslag wordt voortgezet.
Nu de officier van justitie tijdens de behandeling in raadkamer op 4 juni 2013 heeft gesteld dat het Openbaar Ministerie voornemens is om tot teruggave van de in beslag genomen geldbundels aan de klaagster over te gaan, verzet het belang van strafvordering zich niet meer tegen teruggave aan de klaagster.
Gelet op de hiervoor weergegeven standpunten bestaat tussen raadsman en de officier van justitie alleen nog een geschil over de som van de in beslag genomen geldbundels van een geldbedrag van € 900,=.
De rechtbank is van oordeel dat voornoemd verschil in de som van de in beslag genomen geldbundels niet kan worden verklaard aan de hand van de onderliggende stukken. In die omstandigheid acht de rechtbank dat aan de klaagster als beslagene in redelijkheid het voordeel van de twijfel dient te worden gegeven.
Nu er geen sprake is van de situatie dat een ander dan de klaagster als redelijkerwijs rechthebbende dient te worden beschouwd, zal het klaagschrift ten aanzien van het geldbedrag van € 900,= dat nog niet aan klaagster is teruggegeven, gegrond worden verklaard met last tot teruggave van dit geldbedrag aan de klaagster.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beklag gegrond voor zover dit ziet op het nog niet teruggegeven geldbedrag van € 900,=;
- gelast de teruggave van het gedeelte van het in beslag genomen geldbedrag dat nog niet aan de klaagster is teruggegeven, te weten: een geldbedrag van € 900,= aan de klaagster."
2.3.
Op de gronden vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4.6 tot en met 4.8 is het middel terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
wijst de zaak terug naar de Rechtbank Rotterdam, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
13 oktober 2015.