Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
Grief Iziet op het al dan niet aanvaarden van het Dexia Aanbod door [geïntimeerde] .
Grief IIziet op de beslissing van de kantonrechter om Dexia niet toe te laten tot het bewijs dat [geïntimeerde] eerder dan drie jaar voor de vernietigingsbrief van 10 februari 2003 kennis droeg van de leaseovereenkomsten I en II.
“Ja, ik ga in op het Dexia Aanbod.”En
“Nee, ik ga niet in op het Dexia Aanbod”.Vervolgens heeft Dexia aan [echtgenoot] een brief gezonden (gedateerd 27 mei 2003) waarin het volgende staat vermeld:
“Recent heeft u een brief ontvangen waarbij wij u het Dexia Aanbod hebben gedaan. U heeft hierop niet volledig gereageerd en inmiddels is de termijn verstreken waarbinnen u zich voor het Dexia Aanbod had kunnen aanmelden. (…) Daarom hebben wij besloten de aanmeldingstermijn voor het Dexia Aanbod te verlengen tot 13 juni 2003.
“Ja, ik ga in op het Dexia Aanbod.”.[geïntimeerde] heeft het formulier niet ondertekend.
Het hof is van oordeel dat uit de brief van Dexia van 27 mei 2003 genoegzaam blijkt dat er, ook wat Dexia betreft, met het Aanmeldingsformulier van maart 2003 geen overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen: er wordt immers door Dexia een nieuw aanbod gedaan, met een nieuwe beslistermijn. Vervolgens is alleen [echtgenoot] ingegaan op dit nieuwe aanbod. Uit deze gang van zaken is, naar oordeel van het hof, niet af te leiden dat de wil van [geïntimeerde] erop was gericht om in te gaan op het Dexia Aanbod. Aldus heeft [geïntimeerde] haar vernietigingsbevoegdheid, zoals die in deze procedure aan de orde is, behouden en faalt de grief.
Uit artikel 3:52, lid 1, aanhef en onder d, BW in samenhang met artikel 1:89, lid 1, BW volgt dat de rechtsvordering tot vernietiging verjaart na drie jaren gerekend vanaf het moment waarop deze bevoegdheid tot vernietiging aan de echtgenoot van wie de toestemming was vereist, ten dienste is komen te staan. Ingevolge artikel 3:52, lid 2, BW kan, na verjaring van de rechtsvordering tot vernietiging, een overeenkomst niet meer op dezelfde vernietigingsgrond buitengerechtelijk worden vernietigd.
heeft het standpunt van Dexia gemotiveerd betwist. [echtgenoot] heeft de leaseovereenkomsten afgesloten zonder met haar te overleggen, op grond van de taakverdeling tussen hen die erop neer kwam dat [echtgenoot] de financiële zaken voor zijn rekening nam. [geïntimeerde] vertrouwde daarop. [echtgenoot] wilde de verwachte opbrengsten gebruiken als aanvulling voor zijn pensioen. De maandelijkse betalingen werden voorts verricht van een rekening die alleen op naam van [echtgenoot] stond. [geïntimeerde] had geen betaalpas van deze rekening. Verder werd de post voornamelijk door [echtgenoot] gesorteerd en geopend en werden de belastingaangiftes ingevuld door een boekhouder, nadat [geïntimeerde] haar handtekening op de aangifte had geplaatst. Zij las de aangifte nimmer door. Medio 2003 is [geïntimeerde] door [echtgenoot] geïnformeerd over de leaseovereenkomsten, aldus nog steeds [geïntimeerde] .
Dat betekent dat Dexia, conform haar bewijsaanbod, volgens de hoofregel van artikel 150 Rv zal worden toegelaten te bewijzen dat [geïntimeerde] eerder dan drie jaren voordat zij bij brief van 10 februari 2003 een beroep op nietigheid van de leaseovereenkomsten I en II heeft gedaan, bekend was met het bestaan van die overeenkomsten.