Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
Het hof is voorts van oordeel dat ook de wijze waarop de echtelieden hebben verklaard over de financiële gang van zaken niet eenduidig is. [appellant] licht in hoger beroep zijn als getuige afgelegde verklaring nog toe in die zin dat hij in zijn algemeenheid niet met [de echtgenote] sprak over financiële zaken, maar hij heeft als getuige ten slotte ook verklaard dat hij meestal wel dingen met zijn vrouw besprak en alleen over de twee leaseovereenkomsten niets heeft gezegd. [appellant] stelt in dit verband dat hij nooit aangaf hoeveel hij precies verdiende, hoeveel en waar hij spaarde, hoe hij de belastingaangifte had ingevuld of hoeveel pensioen hij zou krijgen, maar dat hij wel in het algemeen vertelde over de financiële zaken die hij regelde; over de betreffende leaseovereenkomsten heeft hij niets gezegd omdat hij die stiekem had gesloten. Het hof constateert dat ook deze nadere toelichting niet eenduidig is: de toelichting van [appellant] ontbeert een verklaring waarom hij zijn echtgenote wel inlichtte over hoe hij financiële zaken regelde, maar niet over het feit dat hij (in dat kader) twee leaseovereenkomsten had afgesloten.