Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[GEÏNTIMEERDE SUB 1] ,
[GEÏNTIMEERDE SUB 2]
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.Verdere beoordeling
[C] en [D] . Zij acht het probleem zoals dit zich bij [A] heeft voorgedaan een variant op een algemeen bekend risicoverschijnsel: het (na enkele jaren) gaan druipen van de dik aangebrachte lagen olieverf. [appellante] bevestigt echter dat indien dit probleem geïsoleerd wordt beschouwd, het (ontkennende) antwoord op de tweede vraag al is gegeven door [C] in haar rapport. In vakkringen, maar ook in de wetenschap, zijn pas begin jaren 2000 dergelijke gevallen gemeld. [appellante] merkt op dat het om meerdere gevallen gaat, maar dat uitsluitend [A] verf van [appellante] gebruikte. Ook [appellante] wist niet van problemen zoals deze zich bij [A] hebben voorgedaan. De verf voldeed aan de daaraan te stellen eisen, [appellante] had nooit eerder een dergelijke klacht ontvangen en in de wetenschap werd van dergelijke problemen nog geen melding gemaakt, aldus [appellante] . [appellante] stelt zich op het standpunt dat indien algemeen bekend is dat pasteus schilderen risico’s oplevert ten aanzien van het droogproces, dit ook de risico’s dekt van tot dan toe onbekende gevaren indien die eveneens samenhangen met dezelfde toepassingswijze. Daar waar het verschijnsel ook voor [appellante] nieuw was en nieuwe verschijnselen zich voordoen juist omdat kunstschilders zich meer en meer veroorloven te experimenteren en opteren voor een steeds vrijere toepassing van de verf zonder toe te zien op de basisbeginselen, kan niet gezegd worden dat op [appellante] een waarschuwingsplicht rustte ten aanzien van het gebruik. [appellante] handhaaft onverkort haar standpunt dat de schade volledig voor rekening van [A] dient te blijven.