Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
,
1.Ontstaan en loop van het geding
- verklaart het beroep met het nummer AWB 13/1217 gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar van 30 januari 2013 voor zover die betrekking heeft op de verzuimboete;
- vernietigt de verzuimboete en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 1.475,40;
- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 318 vergoedt;
- verklaart het beroep met het nummer AWB 13/1397 ongegrond.”
2.Feiten
3.Geschil in hoger beroep
4.De overwegingen van de rechtbank
5.Beoordeling van het geschil
M4H(‘Market Place for Hire’), is specifiek ontwikkeld voor het
matchenvan de vraag naar en het aanbod van effecten en derivaten. Door het verlenen van licenties voor het gebruik van hard- en software voor dit specifieke systeem (middels het verlenen van licenties) verricht zij tegen vergoeding diensten jegens diverse exploitanten van beurzen, waaronder belanghebbende. Tevens biedt [beursonderneming] haar afnemers, naast het (enkele) recht op het gebruik van een M4H, de mogelijkheid te kiezen voor een zogenoemde
full exchange servicein welk geval [beursonderneming] tevens zorg draagt voor het operationaliseren van de beurs.
full exchange service. Onder de gegeven omstandigheden moet worden geoordeeld dat deze elementen zo nauw verbonden zijn dat zij, objectief gezien, één enkele economische prestatie vormen en dat het kunstmatig zou zijn deze op te splitsen. Partijen hebben zich derhalve terecht op het standpunt gesteld dat [beursonderneming] één onsplitsbare prestatie aan belanghebbende verricht.
full exchange service, heeft uitbesteed aan [beursonderneming] . Belanghebbende heeft evenwel, ondanks deze uitbesteding, een aandeel behouden in de exploitatie van haar beurs. In dat verband zij in de eerste plaats opgemerkt dat [beursonderneming] , anders dan belanghebbende, niet over de ter zake benodigde AFM-vergunning beschikt en voorts dat, zoals door de rechtbank op goede gronden in 4.5 van haar uitspraak is geoordeeld, belanghebbende verantwoordelijk is voor instructies over annuleringen en wijzigingen van transacties, het in voorkomende gevallen stilleggen van de handel, het accepteren en schorsen van deelnemers, de notering / beëindiging van effecten, de juridische relatie met de beleggers en de toezichthouder (AFM), het scheppen en in stand houden van de Trading Procedures, de productspecificatie, de handelstarieven, de rapportage aan de toezichthouder, de marketing en sales, de toepassing van nieuwe instrumenten alsmede de openingstijden van de beurs. Daar komt bij dat belanghebbende zelf, met behulp van een zogenoemde smart order router ( [XXX] ), de beurs selecteert waarop de transactie wordt gesloten, dat zij via een door haar ontwikkelde ‘market surveillance applicatie’ (genaamd:
[XX]) continu controleert of aan de eisen zoals gesteld in de AFM-vergunning voldaan wordt en zij de (rechts)persoon aanwijst die de zogenoemde
clearingverricht voor de via haar beurs gerealiseerde transacties.
full exchange servicebelanghebbende in wezen de exploitatie van de beurs aan [beursonderneming] heeft uitbesteed, noch dat de verrichtingen van [beursonderneming] op zichzelf beschouwd de kenmerkende en essentiële elementen bevatten van (van btw vrijgestelde) handelingen inzake aandelen, in die zin dat op grond van die verrichtingen de rechtsbetrekkingen de financiële relaties tussen de op de beurs handelende partijen wijzigen. Laatstbedoelde wijzigingen moeten worden toegeschreven aan verrichtingen die bij belanghebbenden zijn blijven rusten.
matchingaan [beursonderneming] wordt toegerekend en deze activiteit als kenmerkend en essentieel wordt aangemerkt in het licht van de vrijstelling waarop thans een beroep wordt gedaan, zou voormeld oordeel niet anders luiden. Immers, zoals hiervoor overwogen, bestaat de prestatie van [beursonderneming] – ondanks dat te dezen sprake is van een eenheid van prestatie – uit twee delen: de ter beschikkingstelling van de M4H enerzijds, welke activiteit op zich zelf beschouwd – daar zijn partijen het over eens – niet kan delen in de vrijstelling, en het operationaliseren van dit platform anderzijds. Deze delen kunnen afzonderlijk worden verricht maar belanghebbende wenst juist een combinatie van deze twee elementen. Deze twee elementen zijn alsdan niet alleen onlosmakelijk met elkaar verbonden, maar moeten bovendien op hetzelfde niveau worden geplaatst. Zij zijn immers beide onmisbaar voor het verrichten van de prestatie in haar geheel, zodat het niet mogelijk is om het ene element als de hoofddienst en het andere als de bijkomstige dienst te beschouwen (zie in vergelijkbare zin HvJ 19 juli 2012, zaak C-44/11, Deutsche Bank, punt 41 t/m 43).