Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
1.[Rapport]
2.[Rapport]
3.[Rapport]
4.[Rapport]
3.Geschil in hoger beroep
4.De overwegingen van de rechtbank
Ontvankelijkheid
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de geldigheid van EUR.1-certificaten die door Jamaica zijn afgegeven. De belanghebbende, [X] B.V., had goederen met een vermeende oorsprong uit Jamaica ingevoerd, maar het OLAF-rapport toonde aan dat deze certificaten ten onrechte de oorsprong Jamaica vermeldden. De inspecteur van de Belastingdienst/Douane had een uitnodiging tot betaling (utb) opgelegd voor douanerechten, die door de rechtbank Noord-Holland eerder was bevestigd. Het Hof oordeelde dat de Jamaicaanse autoriteiten de resultaten van het OLAF-onderzoek ondubbelzinnig hadden overgenomen, waardoor de EUR.1-certificaten ongeldig waren verklaard. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het bezwaar van de belanghebbende tegen de utb niet-ontvankelijk was, maar het Hof bevestigde dat het verzoek om terugbetaling tijdig was ingediend. De rechtbank en het Hof concludeerden dat de douaneschuld terecht was vastgesteld, omdat de oorsprongsregels niet waren nageleefd. De belanghebbende kon zich niet beroepen op het vertrouwensbeginsel, omdat de Jamaicaanse autoriteiten niet wisten of hadden moeten weten dat de goederen niet voor preferentiële behandeling in aanmerking kwamen. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.