In deze zaak heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 26 mei 2015 uitspraak gedaan op het verzoek tot wraking van mr. A.W. Beelaerts van Blokland, die eerder betrokken was bij de behandeling van een klaagschrift van verzoeker. Het klaagschrift was ingediend op 24 november 2014 en behandeld door de raadkamer van het Gerechtshof Den Haag op 17 maart 2015. Bij beschikking van 20 april 2015 werd het beklag afgewezen. Verzoeker heeft mr. A.W. Beelaerts van Blokland gewraakt op basis van zijn eerdere betrokkenheid en persoonlijke connecties, waaronder het bekijken van zijn LinkedIn-profiel. De wrakingskamer van het Gerechtshof Den Haag heeft de wrakingszaak op 11 mei 2015 ter verdere behandeling verwezen naar het Gerechtshof Amsterdam.
De wrakingskamer overweegt dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid om wraking te verzoeken van rechters na het wijzen van een einduitspraak. Aangezien de behandeling van de zaak al was geëindigd, was verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking. De wrakingskamer heeft geen mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden, conform artikel 11 lid 1 van het Wrakingsprotocol van het Gerechtshof Amsterdam en het Gerechtshof Den Haag. De beslissing van de wrakingskamer was dan ook om verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek tot wraking.