ECLI:NL:GHAMS:2015:2891
Gerechtshof Amsterdam
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Executiegeschil in kort geding tussen echtelieden en de gemeente Amsterdam over terugvordering van bijstandsuitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat is aangespannen door twee echtelieden, hierna aangeduid als appellanten, tegen de gemeente Amsterdam, de geïntimeerde. De appellanten hebben in eerste aanleg een verstekvonnis verkregen waarin de gemeente werd bevolen de executie van een terugvorderingsbesluit te staken. De gemeente heeft echter verzet aangetekend tegen dit verstekvonnis, wat leidde tot de onderhavige procedure. De appellanten ontvingen vanaf 15 november 2007 een uitkering op basis van de Wet Werk en Bijstand, maar deze werd door de gemeente per 15 november 2012 ingetrokken omdat de appellanten vermogen in de vorm van landbouwgrond in Turkije zouden bezitten, dat boven de vermogensgrens ligt. De gemeente heeft vervolgens een terugvorderingsbesluit genomen, waartegen de appellanten bezwaar en beroep hebben aangetekend. De voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam heeft in het bestreden vonnis het verzet van de gemeente gegrond verklaard en het verstekvonnis vernietigd, wat de appellanten in hoger beroep aanvechten. Het hof oordeelt dat de voorzieningenrechter ten onrechte de gemeente in verzet heeft ontvangen, omdat de gemeente niet tijdig op de hoogte was van het verstekvonnis. Het hof stelt vast dat de civiele rechter geen rechtsmacht heeft in deze zaak, aangezien er nog geen dwangbevel is uitgevaardigd. De appellanten hebben ook geen spoedeisend belang aangetoond, waardoor het hof het bestreden vonnis vernietigt en de civiele rechter onbevoegd verklaart om van het geschil kennis te nemen. De appellanten worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.