Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
advocaat: mr. J.G.F. Rijlaarsdam te Rotterdam.
1.Het procesverloop
2.De beoordeling
Na het eindvonnis van de rechtbank heeft op 4 juni 2014 levering van de parkeergarage aan de gemeente plaatsgevonden.
Artikel 843a Rv stelt voor de toewijsbaarheid van een vordering tot afschrift van of inzage in bescheiden drie cumulatieve voorwaarden:
(i) de eiser of verzoeker dient daarbij een rechtmatig belang te hebben,
(ii) het moet gaan om bepaalde bescheiden,
(iii) aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of verzoeker of zijn rechtsvoorganger partij is.
Een meer exacte omschrijving en met name een precieze omschrijving van de inhoud van de stukken, zoals ING kennelijk nodig acht, kan niet van de gemeente worden gevergd en vindt ook geen steun in de rechtspraak. De bescheiden genoemd onder a, b en d betreffen specifieke, geïndividualiseerde stukken en zijn daarmee voldoende omschreven. Voor de bescheiden genoemd onder c geldt weliswaar dat zij niet individueel zijn omschreven, maar dat kan ook niet van de gemeente worden gevergd, nu zij immers niet bekend is met die stukken. Nu het redelijk is te veronderstellen dat er nadere documenten zijn waarin tijdens de bouw de gebreken aan de parkeergarage zijn omschreven en met die omschrijving de stukken ook voldoende zijn afgebakend, is in voldoende mate voldaan aan het bepaalbaarheidsvereiste (HR 26 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9244 (Theodoor Gillissen Bankiers).
Ook het belang dat de gemeente heeft bij afgifte of inzage is door haar voldoende onderbouwd. Voor wat betreft de aannemingsovereenkomst (
sub a) gaat het om de aanneemsom die ING met [H.] overeen is gekomen, zulks in verband met r.o. 3.20.1 van het eindvonnis van 29 januari 2014, waarin de rechtbank onder meer heeft overwogen:
Herstel en onderhoud tezamen kunnen dan worden geraamd op (...) € 1.174.498,00. Dit is op zichzelf, in absolute zin, een aanzienlijke geldsom. Gerelateerd aan de, commerciële, koopprijs van de parkeergarage van € 14.450.000,00 gaat het om 8,1 % van de koopprijs. Deze prijs is voor een belangrijk deel bepaald door de verwachte exploitatieopbrengsten (...). Zoals de Gemeente terecht stelt, zou dit percentage hoger uitvallen wanneer herstel en onderhoud zouden worden gerelateerd aan de lagere - in dit geding niet bekende - kostprijs van de parkeergarage."
Voor wat betreft de overige stukken (
sub b, c en d) geldt dat zij alle betrekking hebben op de vraag of ING de gemeente voorafgaand aan de koopaanbieding voldoende heeft geïnformeerd over de gebreken. Daarmee heeft de gemeente ook bij inzage in deze stukken voldoende belang.
Ook kan ING niet worden gevolgd in haar betoog dat de gemeente geen aanspraak kan maken op afgifte van of inzage in de bescheiden omdat zij eerst moet afwachten of op de betreffende punten bewijslevering noodzakelijk wordt geacht. Dat dit vereiste geldt, kan noch uit de wet noch uit de rechtspraak worden afgeleid. Dat de gemeente voldoende belang heeft bij haar vordering is hiervoor reeds aan de orde gekomen.
Hetgeen ING overigens nog heeft aangevoerd vormt evenmin grond voor afwijzing van het verzoek van de gemeente.
Een beslissing over de kosten van dit incident zal worden aangehouden tot een beslissing daarover in de hoofdzaak.