[geïntimeerde] heeft, voor zover van belang, het volgende verklaard:
“Ik ben al 45 jaar in gemeenschap van goederen getrouwd. Tijdens ons huwelijk en voor ons pensioen hebben mijn vrouw en ik allebei gewerkt en ook inkomen gehad. Ik was controller, ik deed de financieel-administratieve boekhouding van een holding en ik had een staatspraktijk diploma als boekhouder. (…)Mijn vrouw en ik hebben steeds twee bankrekeningen gehad bij de Postbank. Dat waren allebei en/of rekeningen. Het rekeningnummer van de betaalrekening was [nummer]. De andere rekening gebruikten wij voor vaste lasten, dat was rekeningnummer [nummer], ik kan u dat zo uit het hoofd zeggen. Een echte spaarrekening hadden wij niet. Alleen van de betaalrekening waren er betaalpasjes, mijn vrouw en ik hadden er allebei een. In de periode tussen 1995 en 2003 hebben wij geen bijzondere grote uitgaven gehad, geen leningen gesloten of hypotheken gewijzigd. We hadden in 1992 een woonark gekocht, die kostte 120.000 of 220.000 gulden. Dat weet ik even niet meer precies. Over wat grotere uitgaven, daar bedoel ik mee meer dan € 1000,00 overlegde ik met mijn vrouw. Als zij bijvoorbeeld dure kleding wilde kopen, dan vroeg zij dat aan mij en dan zei ik soms dat ze soms beter even kon wachten. Ik overlegde ook met haar over reizen, maar in het algemeen liet mijn vrouw alle financiën aan mij over. Dat was zo gegroeid en zo is het nog steeds. Mijn vrouw heeft in het geheel geen opleiding op dat gebied en interesseert zich ook niet voor geldzaken.Voor wat betreft de post was het zo dat degene die het eerst thuiskwam de post op een stapeltje op tafel legde. Als mijn vrouw het eerst thuis kwam, legde ze alle post op tafel, ze maakte zelf aan haar persoonlijk geadresseerde enveloppen niet open. Ook dat was zo gegroeid. Zij liet dat aan mij over.
In 1997 hadden wij het financieel best ruim ik zag toen een folder over aandelenleaseproducten waarin mooie rendementen werden beloofd. Dat leek mij wel wat. Ik heb toen ook tegen mijn vrouw wel gezegd dat mij dat een mooi spaarplan leek en dat ik wel een spaarrekening wilde openen. Ik heb niet over aandelen lease gesproken. Ik heb het haar verder ook helemaal niet uitgelegd, dat had ze toch niet begrepen. Ik heb louter gezegd dat ik een spaarrekening wilde openen en dat vond ze een goed idee. Nadien heb ik inderdaad weleens een uitkering op die producten ontvangen, het kan best zijn dat er in 2001 een mooi bedrag is binnengekomen. Ik heb geen herinnering aan het jaar waarin dat is geweest maar als het uit het dossier blijkt, dan zal dat best. Ik heb dat toen in die zin tegen mijn vrouw gezegd dat ik haar heb verteld dat er een mooi bedrag op de spaarrekening was en daar was zij blij mee. Ik heb ook toen niets uitgelegd over aandelen lease. Ook voor mijn kleinzoon en mijn kleindochter heb ik aandelenleaseproducten aangeschaft. Dat heb ik met mijn zoon en schoondochter wel besproken, maar ik heb dat tegenover hen als een spaarrekening betiteld. Ook tegen mijn vrouw heb ik gezegd dat ik voor de kleinkinderen een spaarrekening zou openen.
In 2002 werd er in artikelen in diverse kranten veel over aandelen lease geschreven. Uit die artikelen bleek dat het niet goed ging en mijn vrouw heeft een aantal van die artikelen gelezen. In januari 2003 heeft zij tegen mij iets gezegd in de trant van: “je zal dat soort producten maar hebben, dan zit je lelijk in het schip”. Een heel concrete aanleiding was er in mijn herinnering niet, behalve die aandacht in de pers. Ik heb toen tegen haar, toen ze dat zo zei, gezegd dat ik ook een paar van die producten had en dat het er niet goed uitzag. In reactie daarop heeft zij mij toen gevraagd hoe ik dat had kunnen doen. Ze heeft niet doorgevraagd, maar ze heeft wel gezegd dat zij dat had willen weten. Ik heb in reactie daarop gezegd dat ik het haar niet had uitgelegd omdat ze er toch niets van begrepen zou hebben. U zegt mij dat mijn vrouw zojuist als getuige heeft verklaard dat ze het heel kalm heeft opgenomen, zo herinner ik mij dat niet, maar er is geen ruzie over geweest. Ze was wel boos, maar we hebben elkaar niet over en weer verwijten gemaakt. Ik vond het wel een menselijke reactie dat ze het vervelend vond dat het zo slecht was gegaan met die contracten. Vervolgens hebben we ons afgevraagd wat we eraan konden doen. Ik heb dat toen uitgezocht, onder meer op internet. Via de website van Egalease ben ik bij Egalease terecht gekomen en die hebben mij een voorbeeld gestuurd van een vernietigingsbrief. U toont mij productie 4 bij dagvaarding. Dat is de brief die ik aan de hand van dat voorbeeld heb opgesteld en door mijn vrouw heb laten tekenen. Ik heb wel aan haar uitgelegd dat de contracten niet rechtsgeldig waren omdat ze niet getekend waren door haar als mijn echtgenote, en ik dacht ook wel dat ongeveer had begrepen, maar ze heeft van dat soort dingen echt helemaal geen verstand. U zegt mij dat ze zojuist als getuige heeft verklaard dat ze de bedoeling van die brief niet heeft begrepen. Dat wijd ik dan aan haar gebrek aan kennis op dit punt. Ik heb in die brief niet alle contracten opgenomen, maar alleen degene die nog niet geëindigd waren. De bedragen die in die brief genoemd worden, werden afgeschreven van de rekening waarvan de vaste lasten werden betaald, met het rekeningnummer eindigend op [nummer]. Dat is de hele periode zo geweest. Er is één contract dat toevalligerwijs vanaf de betaalrekening werd betaald, maar ik zou niet meer weten welk contract.
Het is nog steeds zo dat ik in alle opzichten de financiën regel, ook voor mijn vrouw. Afgezien van deze aandelenleasecontracten en heel lang geleden iets met de Postbank dat mij nu niet meer helder voor de geest staat, heb ik mij nooit ingelaten met aandelen, beleggen of iets dergelijks.”