Ook bestrijdt [appellant] niet dat - nadat de partijen ter comparitie hadden verklaard afspraken te zullen maken over de te verrichten onderhoudswerkzaamheden - [appellant] vier door [geïntimeerde] voorgestelde dagen voor het verrichten van die werkzaamheden heeft afgewezen, ten slotte ook een voor 1 september 2011 daartoe gemaakte afspraak heeft afgezegd en de zoon van [geïntimeerde], die niettemin op 1 september 2011 bij de woonruimte was verschenen, niet open heeft gedaan hoewel hij thuis was, hoorde dat de voordeurbel bij herhaling werd bediend en ook wist dat de zoon van [geïntimeerde] daar toen was gekomen, en dat hij aldus wederom niet heeft meegewerkt aan het laten uitvoeren van herstelwerkzaamheden.
[appellant] beweert dat hij op de vier door [geïntimeerde] voorgestelde dagen geen verlof van zijn werkgever mocht nemen, maar nu hij daarover in eerste aanleg slechts had gesteld dat genoemde data voor hem niet mogelijk waren, had het op zijn weg gelegen deze stelling te concretiseren en te onderbouwen, hetgeen hij heeft nagelaten, zodat de stelling ter zijde moet worden gelaten.
[appellant] voert aan, zo begrijpt het hof, dat hij de afspraak voor 1 september 2011 heeft afgezegd omdat [geïntimeerde] niet bereid bleek tevoren mee te delen welke werklieden zouden verschijnen. De door [appellant] genoemde redenen waarom hij tevoren wilde weten welke werklieden zouden verschijnen, vermag het hof niet aan te merken als voldoende zwaarwichtig om in de gegeven situatie - waarin de partijen gelet op het ter comparitie verhandelde in beginsel vóór 15 september 2011 tot een compromis dienden te komen - niet alleen de moeizaam tot stand gekomen afspraak voor 1 september 2011 alsnog op een laat moment af te zeggen, maar ook niet open te doen toen hij waarnam dat de zoon van [geïntimeerde] toch aan de deur was verschenen.
Het gewicht van de omstandigheid die [appellant] in dit verband aanvoert namelijk dat de loodgieter, de heer [A], over het incident van 18 oktober 2010 eerst leugenachtig maar daarna waarheidsgetrouw heeft verklaard, maakt [appellant] geenszins duidelijk.
De omstandigheid dat [geïntimeerde] eerst circa drie weken na de comparitie contact met [appellant] opnam voor het maken van een afspraak, is zonder betekenis, nu [appellant] niet aanvoert dat hij zelf al eerder heeft gepoogd contact op te nemen.
Het gedrag van [geïntimeerde], anders dan een goed verhuurder betaamt, en de gebreken die de Huurcommissie aanleiding gaven tot tijdelijke verlaging van de huurprijs, waarop [appellant] wijst, wegen niet op tegen de voormelde tekortkomingen aan de kant van [appellant].