ECLI:NL:GHAMS:2015:1889

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 mei 2015
Publicatiedatum
20 mei 2015
Zaaknummer
23-003897-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak in strafzaak van belaging en bedreiging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van een aantal beschuldigingen, maar heeft in hoger beroep de beslissing tot vrijspraak aangevochten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], door haar stelselmatig te benaderen via sms, Whatsapp en andere communicatiemiddelen, ondanks dat zij dit niet wilde. De verdachte heeft daarbij ernstige bedreigingen geuit aan het adres van de ouders van de benadeelde partij, wat heeft geleid tot angst en stress bij hen. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak, maar heeft de eerdere beslissing van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld voor de bewezen verklaarde feiten. De straf die is opgelegd bestaat uit een taakstraf van 80 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, met bijzondere voorwaarden waaronder diagnostiek en behandeling voor agressieregulatie. De benadeelde partij, [slachtoffer 1], is inmiddels overleden, maar de vordering tot schadevergoeding is toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00. De erfgenamen van de benadeelde partij zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering, omdat de benadeelde partij niet als gevolg van het strafbare feit is overleden.

Uitspraak

parketnummer: 23-003897-14
datum uitspraak: 20 mei 2015
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 24 september 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13-706561-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
adres: [adres 1].

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 mei 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is –voor zover in hoger beroep nog aan de orde- ten laste gelegd dat:
2:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 05 augustus 2013 tot en met 02 september 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1], in elk geval van een ander, met het oogmerk voornoemde [slachtoffer 1], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, éénmaal of meermalen
- voornoemde [slachtoffer 1] (een) tekstbericht(en) en/of (een) afbeelding(en) gestuurd per sms en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] (een) tekstbericht(en) en/of (een) afbeelding(en) gestuurd per Whatsapp en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] (een) tekstbericht(en) en/of (een) afbeelding(en) gestuurd per e-mail en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] (een) tekstbericht(en) en/of (een) afbeelding(en) gestuurd per Hangout en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] gebeld en/of
- zich éénmaal of meermalen opgehouden in de (directe) omgeving van (de woning) van voornoemde [slachtoffer 1];
3:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 augustus 2013 tot en met 2 september 2013 te Amsterdam en/of te Dieren, in elk geval in Nederland, één of meerdere perso(o)n(en), genaamd [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] onder andere dreigend de woorden toegevoegd:
- " Aangezien jij koppig heel lang gaat wachten met mij m'n bestanden sturen heb ik wat geld over op m'n rekening (ook omdat ik geen geld ga uitgeven aan'n advocaat door jou idiote move en gewoon je vader opwacht en zijn keel doorsnij als jij't op politie aan laat komen volgende week aangezien m'n leven dan toch voorbij is en ga ik morgen een frituurpan kopen!" en/of
- " Je vader kent mij niet onder zijn drang dreig jij een fatale fout te maken. Morgen trek je het terug of ik neem jij daar contact over met mij op. Nogmaals jij kent mij, je vader niet maar ik houd jou verantwoordelijk voor wat jij doet. Trek dit terug. Dit melden aan de politie is een nog grotere fout" en/of - "je pa zal morgenochtend toch echt in z'n auto moeten stappen, en overmorgen, en daarna, en, en....Daar verandert jouw zwijgen niets aan." en/of
- Je vader zal niet buiten tot't voor hem te laat is. Maar JIJ bent degene die haar vader gaat missen. hij voelt niets meer. Het logestiek plan voor de aanslag op de moskee lag al klaar...alleen het doel verandert nu.",
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
en/of
heeft verdachte (telkens) opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] onder andere dreigend de woorden toegevoegd:
- " Ohja en trek de aanklacht in of ergens komende jaren komt je moeder onnatuurlijk te overleiden. (moeder, omdat dat logistiek makkelijker is)" en/of
- " Je stoere-harde-[naam] houding gaat je niet helpen als zelfs ondanks cel of contactverbod, jouw Vader ergens komende jaren op een dinsdagmiddag thuiskomt en jouw moeder, zijn vrouw met doorgesneden keel achter een gebroken keukenraam ziet liggen. Daar hebben we 't over met je bijdehante nu nog onterrechte aanklacht. IDIOOT1 Trek 'm terug en alles is ok." en/of
- " Ik doe het niet als dreiging om je te stoppen, ik laat je alleen weten áls jij (en je vader) er voor kiest mijn leven te vernietigen met aantekening of zelfs aanklachten, er géén manier is waarop [persoon] over 8 jaar nog leeft. Punt. Dus:bel" en/of
- " Je trekt de aanklacht in. of je moeder is binnen een paar jaar dood. Je zei dat ik 'sloeg'... waarvoor wat dat in die gevallen die jij suggereert? Waren die erger dan mijn carriére, leven en toekomst vernietigen. Of minder erg? Je trekt. De aanklacht. in" en/of
- " Je trekt je aanklachten in, anders ben je je ouders kwijt.",
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2:
hij in de periode van 5 augustus 2013 tot en met 2 september 2013 te Amsterdam, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] met het oogmerk voornoemde [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen en vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, meermalen
- voornoemde [slachtoffer 1] tekstberichten gestuurd per sms en
- voornoemde [slachtoffer 1] tekstberichten gestuurd per Whatsapp en
- voornoemde [slachtoffer 1] tekstberichten gestuurd per Hangout en
- voornoemde [slachtoffer 1] gebeld;
3:
hij in de periode van 5 augustus 2013 tot en met 2 september 2013 te Amsterdam en/of te Dieren, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd:
- " Aangezien jij koppig heel lang gaat wachten met mij m'n bestanden sturen heb ik wat geld over op m'n rekening (ook omdat ik geen geld ga uitgeven aan'n advocaat door jou idiote move en gewoon je vader opwacht en zijn keel doorsnij als jij't op politie aan laat komen volgende week aangezien m'n leven dan toch voorbij is en ga ik morgen een frituurpan kopen!" en
- Je vader zal niet buigen tot't voor hem te laat is. Maar JIJ bent degene die haar vader gaat missen. hij voelt niets meer. Het logestiek plan voor de aanslag op de moskee lag al klaar...alleen het doel verandert nu."
en
heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd:
- " Ohja en trek de aanklacht in of ergens komende jaren komt je moeder onnatuurlijk te overleiden. (moeder, omdat dat logistiek makkelijker is)" en
- " Je stoere-harde-[naam] housing gaat je niet helpen als zelfs ondanks cel of contactverbod, jouw Vader ergens komende jaren op een dinsdagmiddag thuiskomt en jouw moeder, zijn vrouw met doorgesneden keel achter een gebroken keukenraam ziet liggen. Daar hebben we 't over met je bijdehante nu nog onterrechte aanklacht. IDIOOT1 Trek 'm terug en alles is ok." en
- " Ik doe het niet als dreiging om je te stoppen, ik laat je alleen weten áls jij (en je vader) er voor kiest mijn leven te vernietigen met aantekening of zelfs aanklachten, er géén manier is waarop [persoon] over 8 jaar nog leeft. Punt. Dus:bel" en
- " Je trekt de aanklacht in. of je moeder is binnen een paar jaar dood. Je zei dat ik 'sloeg'... waarvoor wat dat in die gevallen die jij suggereert? Waren die erger dan mijn carriére, leven en toekomst vernietigen. Of minder erg? Je trekt. De aanklacht. in" en
- " Je trekt je aanklachten in, anders ben je je ouders kwijt.".
Hetgeen onder 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Nadere bewijsoverweging

De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van feit 2 aangevoerd dat de verdachte niet het oogmerk had om aangeefster te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen. De verdachte heeft immers verklaard dat hij die berichten heeft gestuurd in overleg met [slachtoffer 1] omdat haar vader niet wilde dat zij de aangifte zou intrekken en haar vader het vreemd zou vinden als die berichten plotseling waren gestopt.
De raadsvrouw heeft voorts bepleit dat er onvoldoende bewijs is voor bewezenverklaring van de Whatsappberichten, e-mailberichten en berichten via Hangout, nu uit het dossier niet blijkt welke berichten in welke periode door de verdachte zijn verzonden.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit de stukken in het dossier blijkt het volgende. [slachtoffer 1] heeft op 4 augustus 2013 de relatie met de verdachte verbroken en haar spullen in bijzijn van haar vader uit zijn woning gehaald. In haar aangifte van 7 augustus 2013 heeft zij verklaard dat de verdachte haar daarna doorlopend Whatsappberichten stuurde, hetgeen zij niet wilde en dat hij ook telefonisch contact zocht en haar voicemail insprak (dossierpagina 35 e.v.). Haar aangifte vindt bevestiging in de verklaring van haar vader (dossierpagina 40 e.v.) en in sms’jes van 7 en 8 augustus 2013 die in het dossier zijn opgenomen, waaruit blijkt dat [slachtoffer 1] op een aantal sociale media waarop de verdachte contact met haar zocht, zoals Whatsapp en Facebook, de toegang voor de verdachte heeft geblokkeerd (dossierpagina’s 94 en 95). De verdachte is doorgegaan met het telkenmale benaderen via sociale media van [slachtoffer 1] en heeft een grote hoeveelheid sms- en Hangout-berichten aan aangeefster gestuurd en haar zeer frequent gebeld. [slachtoffer 1] heeft op 22 augustus 2013 aangifte gedaan van stalking hetgeen evenmin ertoe heeft geleid dat de verdachte zijn berichtenvloed stopte.
Uit deze berichten zoals opgenomen in de stukken, blijkt dat de verdachte buitengewoon boos was op [slachtoffer 1] omdat zij – meermalen – aangifte tegen hem had gedaan en hij haar telkenmale sommeerde haar aangifte(s) tegen hem in te trekken. Om dat doel te bereiken heeft de verdachte haar bang gemaakt door ernstige bedreigingen jegens onder meer haar ouders te uiten en is hij telefonisch contact blijven zoeken. In de sms-berichten van 24, 26, 27 en 29 augustus 2013 heeft de verdachte er bij [slachtoffer 1] op aangedrongen dat zij zijn Hangout-berichten zou lezen. Hetgeen [slachtoffer 1] heeft verklaard over de wijze van stalking wordt daarnaast ondersteund door de verklaringen van haar vader en moeder en de bevindingen van de politie.
Gelet op het vorenstaande in onderling verband bezien acht het hof het volstrekt onaannemelijk dat de verdachte zou hebben gehandeld in opdracht van dan wel samenspraak met [slachtoffer 1]; daarvoor is geen enkele steun te vinden in de stukken. Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, acht het hof derhalve het oogmerk om aangeefster te dwingen iets te doen en vrees aan te jagen aanwezig.
Voorts acht het hof, gelet op het voorgaande, zoals daarvan blijkt uit de bewijsmiddelen, bewezen dat de verdachte meermalen sms-berichten, Whatsappberichten en berichten via Hangout aan [slachtoffer 1] heeft verstuurd en haar meermalen heeft gebeld. Met de raadsvrouw is het hof van oordeel dat uit het dossier niet duidelijk blijkt welke e-mailberichten op welke datum door de verdachte aan [slachtoffer 1] zijn verzonden, zodat de verdachte van die berichten zal worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
belaging.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 2 en 3 bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren waarbij als bijzondere voorwaarden zijn gesteld dat de veroordeelde zich bij de reclassering moet melden en verplicht is mee te werken aan diagnostiek en indien nodig behandeling voor onder andere zijn agressieregulatie.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren met de bijzondere voorwaarden zoals in de reclasseringsrapportage van 16 april 2014 genoemd.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep het hof verzocht om indien het hof tot een strafoplegging komt, bij de bepaling van de strafmaat rekening te houden met de handicap van de verdachte, te weten ADD, en zijn 80% arbeidsongeschiktheid. Ter onderbouwing heeft de raadsvrouw verschillende documenten overgelegd, welke in het procesdossier zijn gevoegd.
Voorts heeft de raadsvrouw verzocht geen verplichting om mee te werken aan diagnostiek op te leggen, omdat hiervoor onvoldoende argumenten in het reclasseringsadvies staan.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van aangeefster en daarbij niet geschroomd haar angst aan te jagen door in die berichten ernstige bedreigingen met betrekking tot aangeefsters ouders op te nemen. Daarnaast kon de verdachte er vanuit gaan dat aangeefster die bedreigingen jegens haar ouders ook aan hen zou laten lezen, reeds omdat zij toen thuis woonde. Door het zenden van die grote hoeveelheid berichten en het zeer herhaaldelijk bellen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster en heeft hij haar en haar familie, in het bijzonder haar vader en moeder, een stressvolle tijd bezorgd nu zij mede gelet op het ongecontroleerde gedrag van de verdachte er ernstig rekening mee hielden dat de verdachte zijn bedreigingen daadwerkelijk zou gaan uitvoeren. Hoe groot de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer is geweest, blijkt onder andere uit de schriftelijke slachtofferverklaring van aangeefster. Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij – ondanks dat aangeefster niet op zijn berichten reageerde of wilde reageren– is doorgegaan met het verzenden van (veelal) dwingende, vaak ook beledigende, en bedreigende berichten.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte opnieuw laten zien dat hij zich onvoldoende kan verplaatsen in zijn slachtoffers en dat hij de aanleiding voor zijn handelen steeds buiten zichzelf legt. De verdachte heeft er onvoldoende blijk van gegeven thans inzicht te hebben in het effect van zijn handelen. Vanwege de ernst van de feiten acht het hof de oplegging van bijzondere voorwaarden van groot belang. Daarbij is naar het oordeel van het hof ook noodzakelijk dat diagnostiek plaatsvindt. Bij de stukken – ook niet bij de door de raadsvrouw overgelegde documenten – bevinden zich immers geen recente en degelijke rapportages waaruit kan blijken welke behandeling, zo nodig, noodzakelijk is om de kans op recidive te beperken. Het hof kan zich vinden in de in het reclasseringsadvies geformuleerde voorwaarden en zal een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen om niet alleen de ernst van de feiten te benadrukken, maar ook om te voorkomen dat de verdachte zich aan die voorwaarden zal onttrekken. De ernst van de feiten maakt daarnaast het opleggen van een werkstraf passend en geboden. Naar het oordeel van het hof staan de persoonlijke omstandigheden en de psychische gesteldheid van de verdachte daaraan in beginsel niet in de weg. Wel zal het hof om die reden een lagere werkstraf opleggen dan de rechtbank heeft gedaan. Het hof acht de verdachte in staat tot het voltooien van het op te leggen aantal uren werkstraf.
Hierbij merkt het hof op dat tijdens de executiefase de reclassering in staat moet worden geacht te beoordelen welke soort werkzaamheden voor de verdachte, gelet op zijn beperkingen, geschikt zijn en in welke tijdsspanne de verdachte aan zijn verplichting moet kunnen voldoen.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 21 april 2015 is de verdachte eerder ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht onherroepelijk veroordeeld, zij het geruime tijd geleden. Dit geeft het hof geen aanleiding tot het opleggen van een zwaardere straf, maar onderstreept eveneens de noodzaak tot diagnostisch onderzoek bij de verdachte.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij is op 4 december 2014 overleden, anders dan ten gevolge van het strafbare feit. De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.759,30. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00 aan immateriële schade.
De ouders van benadeelde partij, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], hebben zich, als erfgenamen van de benadeelde partij, in hoger beroep namens haar opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering van de immateriële schade, te weten € 2.320,00.
Ingevolge het bepaalde in artikel 51f, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kunnen de erfgenamen van de benadeelde partij zich voegen in het strafproces, indien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit is overleden. Nu de benadeelde partij niet als gevolg van het strafbare feit is overleden, voorziet het strafgeding echter niet in de mogelijkheid dat de erfgenaam zich in het geding voegt en de (proces)positie van benadeelde partij overneemt. Wel duurt de voeging van [slachtoffer 1] als benadeelde partij in hoger beroep van rechtswege voort ten aanzien van het bedrag dat door de rechtbank is toegewezen, te weten € 1.000,00.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat de erfgenamen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] van [slachtoffer 1] thans in de vordering niet kunnen worden ontvangen en kunnen deze de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 57, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte ten aanzien van het onder 2 en 3 bewezen verklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verplicht is zich te melden bij de Reclassering Nederland op de [adres 2] te Amsterdam wanneer hij uitgenodigd wordt voor een gesprek. Hierna moet hij zich gedurende door de reclassering bepaalde perioden blijven melden zo frequent als de reclassering dit gedurende deze perioden nodig acht. Gedurende deze perioden moet de veroordeelde zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde wordt verplicht om mee te werken aan diagnostiek en indien nodig zich ambulant te laten behandelen voor onder andere zijn agressieregulatie bij de Forensische Psychiatrische Polikliniek (FPP) De Waag of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafbestaande uit een werkstraf voor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.000,00 (duizend euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 2 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verklaart de erfgenamen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] van de benadeelde partij in dier vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze in zoverre dier vordering slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1], ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.000,00 (duizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 2 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. F.A. Hartsuiker en mr. M. Gonggrijp-van Mourik, in tegenwoordigheid van mr. L.J.M. Klop, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 mei 2015.
Mr. M. Gonggrijp is buiten staat dit arrest te ondertekenen
[...]