In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aansprakelijkstelling van een bestuurder van een BV voor onbetaald gebleven loonheffingen. De belanghebbende, [X], was bestuurder van [A] B.V. en werd aansprakelijk gesteld door de ontvanger van de Belastingdienst voor naheffingsaanslagen over verschillende tijdvakken. De aansprakelijkstelling vond plaats op 13 juni 2013, terwijl de uiterste betaaldatum voor een van de naheffingsaanslagen nog niet was verstreken. De rechtbank had eerder het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, maar in hoger beroep werd de vraag of de belanghebbende nog als bestuurder kon worden aangemerkt na 6 februari 2013, toen een nieuwe bestuurder, [B], zou zijn aangesteld.
Het Hof oordeelde dat de belanghebbende, ondanks de registratie van de nieuwe bestuurder, feitelijk nog als bestuurder moest worden aangemerkt. De rechtbank had terecht overwogen dat de belanghebbende geen bewijs had geleverd voor zijn stelling dat hij per 6 februari 2013 niet meer als bestuurder fungeerde. Het Hof concludeerde dat de belanghebbende aansprakelijk was voor de onbetaald gebleven loonheffingen, met uitzondering van een naheffingsaanslag waarvoor de uiterste betaaldatum nog niet was verstreken. De aansprakelijkstelling werd verminderd met het bedrag van deze naheffingsaanslag, en de ontvanger werd veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende.