Uitspraak
[veroordeelde],
(Kamerstukken II 1989-1990, 21 504, nr. 3, blz. 36 en 73)
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 maart 2015 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie (OM) in een ontnemingsvordering. De zaak betreft een ontnemingsprocedure die aanhangig werd gemaakt na een veroordeling in een strafzaak. De verdediging betoogde dat het OM niet-ontvankelijk was omdat de ontnemingsvordering niet binnen de termijn van twee jaar na de uitspraak in eerste aanleg was ingediend, zoals vereist door artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het hof oordeelde echter dat, hoewel de termijn was overschreden, de rechtszekerheid van de veroordeelde niet was geschonden. De veroordeelde was tijdig geïnformeerd over de ontnemingsprocedure en er was sprake van continuïteit in het proces. Het hof concludeerde dat de wetgever de specifieke situatie van deze zaak niet had voorzien en dat het OM ontvankelijk was in de ontnemingsvordering. De zaak werd geschorst voor onbepaalde tijd, met een bevel tot oproeping van de veroordeelde en diens raadslieden op een nog te bepalen datum.