ECLI:NL:GHAMS:2015:1615

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 april 2015
Publicatiedatum
29 april 2015
Zaaknummer
23-000798-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake Kinderopvangtoeslagfraude met valselijke documenten en witwassen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 14 december 2012 was gewezen. De verdachte, geboren in 1985, werd beschuldigd van het plegen van oplichting en witwassen in verband met de Kinderopvangtoeslag. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een mededader valse documenten heeft ingediend bij de Belastingdienst om onterecht Kinderopvangtoeslag te verkrijgen. Dit gebeurde in de periode van 10 maart 2010 tot en met 24 november 2010, waarbij de verdachte en haar mededader de suggestie wekten dat er recht op toeslag was, terwijl dit niet het geval was. Daarnaast heeft de verdachte een geldbedrag van € 2.000 overgedragen, wetende dat dit bedrag afkomstig was uit misdrijf. Het hof heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte schuldig was aan de feiten 1 primair, 2 en 3, maar sprak haar vrij van andere tenlasteleggingen. De strafbaarheid van de verdachte werd niet uitgesloten, en het hof legde een gevangenisstraf van 3 maanden voorwaardelijk op, met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 200 uren. Het hof overwoog dat de verdachte op grove wijze misbruik had gemaakt van een regeling die bedoeld was om ouders te ondersteunen, en dat haar handelen de samenleving ernstig had benadeeld. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarin drie rechters zitting hadden. Het hof heeft de straffen bepaald op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en heeft aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting.

Uitspraak

parketnummer: 23-000798-13
datum uitspraak: 29 april 2015
VERSTEK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 december 2012 in de strafzaak onder parketnummer 81-200607-11 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van
15 april 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd is als bijlage aan dit arrest gehecht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1 primair:
zij in de periode van 10 maart 2010 tot en met 24 november 2010 te Amsterdam Zuidoost, gemeente Amsterdam en/of te Almere en/of te Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door een samenweefsel van verdichtsels de Belastingdienst heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, immers hebben verdachte en haar mededader - ter verkrijging van Kinderopvangtoeslag - een document, te weten een valselijk opgemaakte elektronische aanvraag Kinderopvangtoeslag/WKO-aanvraag (D-159) bij de Belastingdienst ingediend, inhoudende (onder meer) dat [betrokkene] (vanaf 1 januari 2009) kinderopvang geniet bij [bedrijf] (gedurende 236 uur per maand), waardoor verdachte en haar mededader de suggestie hebben gewekt dat de persoon genoemd op de aanvraag Kinderopvangtoeslag/WKO-aanvraag recht had op deze toeslag, waardoor de Belastingdienst is bewogen tot uitbetaling van voornoemde toeslag;
Feit 2:
zij in de periode van 11 maart 2010 tot en met 24 november 2010, te Amsterdam Zuidoost, gemeente Amsterdam, een geldbedrag heeft overgedragen terwijl zij wist dat dat bedrag - onmiddellijk - afkomstig was uit misdrijf, immers heeft verdachte een bedrag van € 2.000 betaald aan een persoon genaamd [medeverdachte];
Feit 3:
zij in de periode van 11 maart 2010 tot en met 24 november 2010 te Amsterdam Zuidoost, gemeente Amsterdam, in strijd met een haar krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten bij of krachtens artikel 17 lid 2 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen juncto artikel 5 lid 1 en 5 Uitvoeringregeling algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan de Belastingdienst/Toeslagen, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf, terwijl verdachte wist dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes recht op een verstrekking of tegemoetkoming, namelijk een uitkering krachtens de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Kinderopvangtoeslag), immers heeft verdachte niet doorgegeven dat haar kind geen kinderopvang genoot en had genoten.
Hetgeen onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van oplichting.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
witwassen
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf, en terwijl hij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn recht op die verstrekking of tegemoetkoming.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder
1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf voor de duur van 90 uren subsidiair 45 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft de Belastingdienst opgelicht, door met opzet Kinderopvangtoeslag aan te vragen waarvan zij wist dat zij er geen recht op had. Aan verdachte is ruim € 21.000 Kinderopvangtoeslag uitbetaald. De verdachte heeft door haar handelen op grove wijze misbruik gemaakt van een regeling die de overheid in het leven heeft geroepen om ouders met kinderen in de gelegenheid te stellen te (blijven) werken en hun kinderen buitenshuis te laten opvangen.
De verdachte heeft het vertrouwen dat in haar mag worden gesteld door haar handelen beschaamd en daarmee de samenleving ernstig benadeeld. In het voordeel van de verdachte weegt het hof mee dat blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 3 april 2015 zij niet eerder strafrechtelijk onherroepelijk is veroordeeld.
Het hof heeft met betrekking tot de straf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg van Voorzitters van Strafsectoren van de gerechtshoven en rechtbanken (LOVS) en bij de straffen die door dit hof in soortgelijke gevallen zijn of worden opgelegd. Als uitgangspunt heeft dan te gelden, gelet op het benadelingsbedrag, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 tot 5 maanden, dan wel een taakstraf van overeenkomstige duur. Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat in het onderhavige geval een taakstraf van forse duur passend en geboden is. Om de verdachte in te scherpen zich in de toekomst te onthouden van het plegen van strafbare feiten zal het hof voorts aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Het hof overweegt ten aanzien van de redelijke termijn dat de berechting in hoger beroep weliswaar onredelijk lang heeft geduurd, maar gelet op de mate van overschrijding ziet het hof geen aanleiding in strafmatigende zin daar rekening mee te houden.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 63, 227b, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
100 (honderd) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.L. Bruinsma, mr. P. Greve en mr. A.M.P. Geelhoed, in tegenwoordigheid van
mr. R. Cozijnsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
29 april 2015.
Mr. Geelhoed is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[.........]