ECLI:NL:GHAMS:2015:1612

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 april 2015
Publicatiedatum
29 april 2015
Zaaknummer
23-000638-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake Kinderopvangtoeslagfraude met betrekking tot de verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1967, was eerder veroordeeld voor het aanvragen van Kinderopvangtoeslag waar zij geen recht op had. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, behalve ten aanzien van de opgelegde straf, die werd vernietigd. De verdachte had de Belastingdienst opgelicht door opzettelijk toeslag aan te vragen, wat leidde tot ernstige benadeling van de samenleving. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte had eerder al een veroordeling voor een soortgelijk feit, wat de ernst van haar handelen onderstreept. Het hof heeft aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting en heeft uiteindelijk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden opgelegd. De berechting in hoger beroep heeft onredelijk lang geduurd, maar het hof heeft geen strafvermindering toegepast op basis van deze overschrijding. De op te leggen straf is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

parketnummer: 23-000638-14
datum uitspraak: 29 april 2015
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 31 januari 2014 in de strafzaak onder parketnummer
13-993011-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats]) op [geboortedag] 1967,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
15 april 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de opgelegde straf - in zoverre zal het vonnis worden vernietigd - en met dien verstande dat het hof de gronden waarop de bewezenverklaring rust, aanvult met het hieronder genoemde bewijsmiddel.

Bewijsmiddel

De ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring van de verdachte, inhoudende:
Ik beken de feiten zoals deze door de politierechter zijn bewezenverklaard.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand en een werkstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 10 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft de Belastingdienst opgelicht, door met opzet Kinderopvangtoeslag aan te vragen waarvan zij wist dat zij er geen recht op had. De verdachte heeft door haar handelen op grove wijze misbruik gemaakt van een regeling die de overheid in het leven heeft geroepen om ouders met kinderen in de gelegenheid te stellen te (blijven) werken en hun kinderen buitenshuis te laten opvangen.
De verdachte heeft het vertrouwen dat in haar mag worden gesteld door haar handelen beschaamd en daarmee de samenleving ernstig benadeeld. Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat zij niet alleen misbruik heeft gemaakt van deze regeling door voor haar eigen kind toeslag aan te vragen, maar ook anderen heeft benaderd met de vraag of zij, tegen betaling, toeslag voor hen kon aanvragen. Het handelen van de verdachte klemt temeer nu zij blijkens een haar betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 3 april 2015 eerder voor een soortgelijk strafbaar feit onherroepelijk is veroordeeld.
Het hof heeft met betrekking tot de straf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg van Voorzitters van Strafsectoren van de gerechtshoven en rechtbanken (LOVS) en bij de straffen die door dit hof in soortgelijke gevallen zijn of worden opgelegd. Als uitgangspunt heeft dan te gelden, gelet op het benadelingsbedrag, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 tot 9 maanden, dan wel een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf van overeenkomstige duur. Mede gelet op de actieve rol die de verdachte heeft gespeeld bij de fraude is het hof van oordeel dat in dit geval, ondanks het feit dat de verdachte de zorg heeft voor haar eigen kind en een pleegkind, alleen recht gedaan kan worden aan de zwaarte van de feiten door de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur.
Het hof overweegt ten aanzien van de redelijke termijn dat de berechting in hoger beroep onredelijk lang heeft geduurd, maar gelet op de mate van overschrijding ziet het hof geen aanleiding in strafmatigende zin daar rekening mee te houden.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 57, 225, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P. Greve, mr. J.L. Bruinsma en mr. A.M.P. Geelhoed, in tegenwoordigheid van
mr. R. Cozijnsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
29 april 2015.
Mr. Geelhoed is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[........]