ECLI:NL:GHAMS:2015:1611

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 april 2015
Publicatiedatum
29 april 2015
Zaaknummer
23-005645-12
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake kinderopvangtoeslagfraude met valselijk opgemaakte aanvragen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1973, werd beschuldigd van kinderopvangtoeslagfraude. De tenlastelegging omvatte onder andere het indienen van valse aanvragen voor kinderopvangtoeslag bij de Belastingdienst, waarbij de verdachte en haar mededaders de suggestie wekten dat zij recht hadden op deze toeslag. De fraude vond plaats in de periode van 1 april 2010 tot en met 15 september 2010, waarbij de verdachte in totaal meer dan € 59.000 onterecht ontving.

Tijdens de zitting op 15 april 2015 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. Het hof oordeelde dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde had begaan, te weten medeplegen van oplichting en witwassen. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd, en de verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een werkstraf van 160 uren.

Het hof overwoog dat de verdachte op grove wijze misbruik had gemaakt van een regeling die bedoeld is om ouders te ondersteunen. De verdachte had het vertrouwen van de samenleving beschaamd en had geen relevante documentatie in haar strafblad. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de terugbetaling van de onterecht ontvangen toeslagen. De straf werd bepaald op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren begaan, en de verdachte werd als strafbaar verklaard onder de toepasselijke artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

parketnummer: 23-005645-12
datum uitspraak: 29 april 2015
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 december 2012 in de strafzaak onder parketnummer 81-202053-11 tegen
[verdachte],
geboren te distrikt [geboorteplaats]) op [geboortedag] 1973,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van
15 april 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1 primair:zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2010 tot en met 15 september 2010 te Amsterdam en/of Almere en/of te Heerlen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, hetzij door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van verdichtsels, iemand, te weten de Belastingdienst, heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, tot het ter beschikking stellen van gegevens met geldswaarde in het handelsverkeer, tot het aangaan van een schuld of het teniet doen van een inschuld, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) - ter verkrijging van Kinderopvangtoeslag - een document, te weten (een) valselijk opgemaakte of vervalste (elektronische) aanvraag Kinderopvangtoeslag/WKO-aanvraag (D-205 en D-208) bij de Belastingdienst ingediend, inhoudende (onder meer)
- dat [kind 1] en/of [kind 2] en/of [kind 3] en/of [kind 4] (vanaf 2 februari 2009) kinderopvang geniet(en) bij [bedrijf 1] (allen gedurende 142 uur per maand) (D-205) en/of
- dat [kind 1] en/of [kind 2] en/of [kind 3] en/of [kind 4] (vanaf 1 januari 2010) kinderopvang geniet(en) bij [bedrijf 2] (allen gedurende 142 uur per maand) (D-205) (D-208),
waardoor verdachte en/of haar mededader(s) de suggestie heeft/hebben gewekt dat de persoon genoemd op de aanvraag Kinderopvangtoeslag/WKO-aanvraag recht had op deze toeslag, waardoor de Belastingdienst is bewogen tot uitbetaling van voornoemd(e) toeslag(en);
Feit 1 subsidiair:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer andere perso(o)n(en) op een of meer tijdstip(pen) in of
omstreeks de periode van 1 april 2010 tot en met 15 september 2010 te Amsterdam en/of Almere en/of te Heerlen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen,met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, hetzij door het
aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van verdichtsels, iemand, te weten de Belastingdienst, heeft bewogen tot
de afgifte van enig goed, tot het ter beschikking stellen van gegevens met geldswaarde in het
handelsverkeer, tot het aangaan van een schuld of het teniet doen van een inschuld,immers heeft/hebben
verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) ­ ter verkrijging van Kinderopvangtoeslag ­ een document,
te weten (een) valselijk opgemaakte of vervalste (elektronische) aanvraag
Kinderopvangtoeslag/WKO­aanvraag (D­205 en D­208) bij de Belastingdienst ingediend, inhoudende
(onder meer)
­ dat [kind 1] en/of [kind 2] en/of [kind 3] en/of [kind 4] (vanaf 2
februari 2009) kinderopvang geniet(en) bij [bedrijf 1] (allen gedurende 142 uur per maand) (D­205) en/of
­ dat [kind 1] en/of [kind 2] en/of [kind 3] en/of [kind 4] (vanaf 1 januari 2010)
kinderopvang geniet(en) bij [bedrijf 2] (allen gedurende 142 uur per maand) (D­205) (D­208),
waardoor de Belastingdienst is bewogen tot uitbetaling van voornoemd(e) toeslag(en),
tot het plegen van welk misdrijfverdachte in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 1 april 2010 te Amsterdam Zuidoost, gemeente Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid,
middelen en/of inlichtingen heeft
verschaft, immers heeft zij, verdachte, aan [medeverdachte 2] (onder meer) verstrekt:
­haar, verdachtes, Burgerservicenummer (Sofinummer);
­de Burgerservicenummers (Sofinummers) van haar, verdachtes, kinderen [kind 1], [kind 2], [kind 3] en [kind 4];
­de gegevens van haar, verdachtes, kinderen [kind 1], [kind 2], [kind 3] en [kind 4];
­de gegevens en code van haar, verdachtes, DigiD;
­haar, verdachtes, bankrekeningnummer [bankrekeningnummer];
Feit 2:zij in of omstreeks de periode van 16 juni 2010 tot en met 15 september 2010, te Amsterdam, althans in Nederland, een voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) (van in totaal ongeveer 59.717 euro), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten genoemd(e) geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl zij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) -onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, immers heeft verdachte een of meer geldbedrag(en) van in totaal 25.000 euro, in elk geval enig geldbedrag, betaald aan een persoon genaamd [medeverdachte 2] en/of een of meer schulden afbetaald.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1 primair:zij op tijdstippen in de periode van 1 april 2010 tot en met 15 september 2010 te Amsterdam en/of Almere en/of te Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door een samenweefsel van verdichtsels de Belastingdienst heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, immers hebben verdachte en haar mededader telkens - ter verkrijging van Kinderopvangtoeslag - een document, te weten valselijk opgemaakte elektronische aanvraag Kinderopvangtoeslag/WKO-aanvraag (D-205 en D-208) bij de Belastingdienst ingediend, inhoudende (onder meer)
- dat [kind 1] en [kind 2] en [kind 3] en [kind 4] (vanaf 2 februari 2009) kinderopvang genieten bij [bedrijf 1] (allen gedurende 142 uur per maand) (D-205) en
- dat [kind 1] en [kind 2] en [kind 3] en [kind 4] (vanaf 1 januari 2010) kinderopvang genieten bij [bedrijf 2] (allen gedurende 142 uur per maand) (D-208), waardoor verdachte en haar mededader de suggestie hebben gewekt dat de persoon genoemd op de aanvraag Kinderopvangtoeslag/WKO-aanvraag recht had op deze toeslag, waardoor de Belastingdienst is bewogen tot uitbetaling van voornoemde toeslag;
Feit 2:zij in of omstreeks de periode van 16 juni 2010 tot en met 15 september 2010, te Amsterdam, geldbedragen heeft overgedragen, terwijl zij wist dat die bedragen - onmiddellijk - afkomstig waren uit misdrijf, immers heeft verdachte geldbedragen van in totaal € 25.000 betaald aan een persoon genaamd [medeverdachte 2] en schulden afbetaald.
Hetgeen onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
witwassen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en tot een werkstraf voor de duur van 160 uren subsidiair 80 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen gevangenisstraf en tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft de Belastingdienst opgelicht, door met opzet Kinderopvangtoeslag aan te (laten) vragen waarvan zij wist dat zij er geen recht op had. Het geldbedrag van meer dan € 59.000 dat zij vervolgens onterecht van de Belastingdienst heeft ontvangen, heeft zij naar eigen inzicht besteed. De verdachte heeft daarmee op grove wijze misbruik gemaakt van een regeling die de overheid in het leven heeft geroepen om ouders met kinderen in de gelegenheid te stellen te (blijven) werken en hun kinderen buitenshuis te laten opvangen.
De verdachte heeft het vertrouwen dat in haar mag worden gesteld door haar handelen beschaamd en daarmee de samenleving ernstig benadeeld.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 3 april 2015 is de verdachte niet eerder ter zake van soortgelijke feiten strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld.
Het hof heeft met betrekking tot de straf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg van Voorzitters van Strafsectoren van de gerechtshoven en rechtbanken (LOVS) en bij de straffen die door dit hof in soortgelijke gevallen zijn of worden opgelegd. Als uitgangspunt heeft dan te gelden, gelet op het benadelingsbedrag, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 tot 5 maanden, dan wel een taakstraf van overeenkomstige duur.
Anders dan de advocaat-generaal, is het hof van oordeel dat in een geval als dit - fraude met Kinderopvangtoeslag tot een bedrag als hier aan de orde - niet kan worden volstaan met de oplegging van een taakstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. In beginsel acht het hof bij een benadelingsbedrag van € 59.000 de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige substantie passend en geboden.
Het hof heeft in het voordeel van de verdachte acht geslagen op wat haar raadsvrouw heeft aangevoerd ten aanzien van haar persoonlijke omstandigheden en op het feit dat zij geen relevante documentatie heeft. Daarnaast heeft de verdachte de onterecht genoten Kinderopvangtoeslag (inclusief het aan haar mededaders toegekomen gedeelte) al voor een groot deel door verrekening met het recht op andere toeslagen aan de Belastingdienst terugbetaald.
Bovenstaande, en om de verdachte in te scherpen zich in de toekomst te onthouden van het plegen van strafbare feiten, heeft ertoe geleid dat het hof de helft van de passend geachte gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm zal opleggen, met daarbij een proeftijd van 2 jaren.
Het hof overweegt ten aanzien van de redelijke termijn dat de berechting in hoger beroep weliswaar onredelijk lang heeft geduurd, maar gelet op de mate van overschrijding ziet het hof geen aanleiding in strafmatigende zin daar rekening mee te houden.
Het hof acht, alles afwegende, een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.L. Bruinsma, mr. P. Greve en mr. A.M.P. Geelhoed, in tegenwoordigheid van
mr. R. Cozijnsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
29 april 2015.
Mr. Geelhoed is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[.......]
.