Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de vrouwis het volgende gebleken.
de manis het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om de bepaling van de kinderalimentatie en het kindgebonden budget in het hoger beroep van een vrouw tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland. De vrouw is op 10 oktober 2014 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 30 juli 2014, waarin de man was verplicht om een bijdrage van € 77,- per maand te betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun kind, [kind 1]. De vrouw verzoekt het hof om deze bijdrage te verhogen naar € 401,76 per maand, terwijl de man verzoekt om de eerdere beschikking te bekrachtigen. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de partijen onderzocht, waaronder hun financiële situatie en de zorgverdeling voor [kind 1]. Het hof oordeelt dat de behoefte van [kind 1] moet worden vastgesteld op basis van het netto besteedbaar inkomen van beide ouders. De vrouw heeft een netto besteedbaar inkomen van € 2.392,- per maand, terwijl de man een netto besteedbaar inkomen van € 2.379,- per maand heeft. Na berekening van de draagkracht van beide ouders, komt het hof tot de conclusie dat de man € 77,- per maand moet betalen voor de kinderalimentatie, wat overeenkomt met de eerdere beschikking van de rechtbank. Het hof bekrachtigt de beschikking, waarbij ook rekening is gehouden met de zorgkorting en de wijziging in de wetgeving per 1 januari 2015.