ECLI:NL:GHAMS:2015:1433

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 april 2015
Publicatiedatum
17 april 2015
Zaaknummer
23-002847-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep voor witwassen na gebrek aan bewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in de Dominicaanse Republiek, werd beschuldigd van opzetwitwassen in de periode van 1 tot en met 12 februari 2013. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van 20 maanden geëist. Tijdens de zitting in hoger beroep op 3 april 2015 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waarbij de advocaat-generaal zijn vordering toelichtte en de raadsman van de verdachte zijn verweer voerde.

De tenlastelegging hield in dat de verdachte samen met anderen geldbedragen van aanzienlijke waarde had verborgen en verhuld, terwijl zij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze bedragen uit een misdrijf afkomstig waren. Het hof heeft echter vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verklaringen van de medeverdachte, die stelde dat het geld van hem was, werden niet weerlegd door overtuigend bewijs dat de verdachte betrokken was bij de handelingen die haar ten laste waren gelegd.

Het hof concludeerde dat de samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte niet voldoende nauw en bewust was om te spreken van medeplegen van het delict. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen. Het vonnis van de rechtbank werd vernietigd en het hof deed opnieuw recht door te verklaren dat niet bewezen was dat de verdachte het ten laste gelegde had begaan.

Uitspraak

Parketnummer: 23-002847-13
Datum uitspraak: 17 april 2015
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 5 juni 2013 in de strafzaak onder parketnummer 13-669025-13 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Dominicaanse Republiek) op [geboortedag] 1992,
adres: thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 april 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld wegens het medeplegen van opzetwitwassen tot 20 maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2013 tot en met 12 februari 2013, in de gemeente Amsterdam en/of te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van één of meer voorwerp(en), te weten één of meer geldbedrag(en) van ongeveer 724.000 Euro en/of 347.530 Euro en/of 820 Euro, in ieder geval van enig(e) geldbedrag(en), (telkens) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op die/dat voorwerp(en), te weten voornoemd(e) geldbedrag(en), was of wie bovenomschreven voorwerp(en), te weten voornoemd(e) geldbedrag(en), voorhanden had
en/of
(telkens) één of meer voorwerpen(en) te weten één of meer geldbedrag(en) van ongeveer 724.000 Euro en/of 347.530 Euro en/of 820 Euro, in ieder geval enig(e) geldbedrag(en) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten voornoemd(e) geldbedrag(en), gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en), in ieder geval redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Op 11 februari 2013 worden medeverdachte [medeverdachte] en de verdachte in de woning gelegen aan de [adres] te Amsterdam aangetroffen. In die woning worden in vier tassen, een rugzak en op tafel grote contante geldbedragen gevonden. [medeverdachte] heeft verklaard dat de geldbedragen van hem zijn.
De verdachte heeft verklaard dat zij op uitnodiging van [medeverdachte] naar Nederland is gekomen om samen met hem haar verjaardag te vieren. Zij verbleef bij hem in een woning aan de [adres]. [medeverdachte] zou op enig moment met vier tassen terug zijn gekomen in de woning. De verdachte heeft één van de tassen, de groene tas, geopend en zag dat daar geld in zat. De dag nadat de verdachte het geld in de tas had gezien, zat [medeverdachte] geld te stapelen op de tafel. Zij is hem daarbij gaan helpen. [medeverdachte] maakte stapels van de geldbiljetten en de verdachte deed er vervolgens elastiekjes omheen. Ze heeft misschien om tien bundels een elastiekje gedaan en het betroffen slechts biljetten van € 50,00, aldus de verdachte.
Het hof stelt allereerst vast dat er geen aanknopingspunten zijn de mededeling van [medeverdachte], inhoudende dat de geldbedragen die in de woning zijn aangetroffen van hem zijn voor onwaar te houden.
Louter aan de omstandigheid dat de verdachte in één van de tassen geld heeft gezien, vingerafdrukken van haar zijn aangetroffen op transparant folie hierin en zij om enkele stapeltjes biljetten een elastiekje heeft gedaan kan naar het oordeel van het hof in de onderhavige situatie geen zodanig gewicht worden toegekend dat hieruit zou moeten volgen dat zij tezamen en in vereniging met [medeverdachte] ten aanzien van de betreffende geldbedragen de in de tenlastelegging bedoelde handelingen heeft gepleegd, dan wel deze voorhanden heeft gehad. In de onderhavige situatie is immers noch uit de verklaring van de verdachte noch anderszins gebleken dat de samenwerking met laatstgenoemde voldoende nauw en bewust is geweest om hiervan te kunnen spreken.
Evenmin kan uit de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden, noch overigens worden vastgesteld dat de verdachte alléén feitelijk de zeggenschap en daadwerkelijke beschikkingsmacht heeft gehad over de geldbedragen die zij heeft waargenomen dan wel in handen heeft gehad.
Reeds gelet op het vorenstaande dient de verdachte van het ten laste gelegde te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. J.D.L. Nuis en mr. J.W.H.G. Loyson, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Spooren, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 april 2015.
[.........]
.