ECLI:NL:GHAMS:2015:1433
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hoger beroep voor witwassen na gebrek aan bewijs
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in de Dominicaanse Republiek, werd beschuldigd van opzetwitwassen in de periode van 1 tot en met 12 februari 2013. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van 20 maanden geëist. Tijdens de zitting in hoger beroep op 3 april 2015 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waarbij de advocaat-generaal zijn vordering toelichtte en de raadsman van de verdachte zijn verweer voerde.
De tenlastelegging hield in dat de verdachte samen met anderen geldbedragen van aanzienlijke waarde had verborgen en verhuld, terwijl zij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze bedragen uit een misdrijf afkomstig waren. Het hof heeft echter vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verklaringen van de medeverdachte, die stelde dat het geld van hem was, werden niet weerlegd door overtuigend bewijs dat de verdachte betrokken was bij de handelingen die haar ten laste waren gelegd.
Het hof concludeerde dat de samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte niet voldoende nauw en bewust was om te spreken van medeplegen van het delict. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen. Het vonnis van de rechtbank werd vernietigd en het hof deed opnieuw recht door te verklaren dat niet bewezen was dat de verdachte het ten laste gelegde had begaan.