ECLI:NL:GHAMS:2014:941

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 maart 2014
Publicatiedatum
31 maart 2014
Zaaknummer
23-004612-12
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake poging tot zware mishandeling en vernieling door verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 oktober 2012. De verdachte, geboren in 1967, was in eerste aanleg vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, waaronder zware mishandeling van een hond. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte onbeperkt verklaard, maar verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de rechtbank. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk toebrengen van pijn aan een hond, vernieling van een mobipolscherm in een politieauto, en belediging van een ambtenaar. Het hof oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend schuldig was aan de mishandeling van de hond, maar wel aan de vernieling en belediging. De verdachte werd vrijgesproken van het eerste feit, terwijl de andere feiten bewezen werden verklaard. Het hof hield rekening met de psychische problematiek van de verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. De strafoplegging werd bepaald op een taakstraf van 100 uren en 50 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. Tevens werd de teruggave van de in beslag genomen hond gelast, en de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd gedeeltelijk toegewezen. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd waar nodig.

Uitspraak

Parketnummer: 23-004612-12
Datum uitspraak: 28 maart 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 oktober 2012 in de strafzaak onder parketnummer 13-660417-12 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 maart 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Omvang hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan haar onder 4 en 5 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, ten laste gelegd dat:
1:
zij op of omstreeks 8 mei 2012 te Amsterdam zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar was, opzettelijk bij een hond (zwarte pup met chip 528210002738606) pijn en/of letsel heeft veroorzaakt en/of de gezondheid van voornoemde hond heeft benadeeld, immers heeft zij, verdachte, voornoemde hond eenmaal of meermalen (met kracht) (met zijn kop) tegen een raam geslagen;
2:
zij op of omstreeks 8 mei 2012 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een mobipolscherm (in het dashboard in een politieauto), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Regiopolitie Amsterdam/Amstelland, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door eenmaal of meermalen (met kracht) tegen voornoemd mobipolscherm te schoppen en/of te trappen;
3:
zij op of omstreeks 8 mei 2012 te Amsterdam opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant] (agent van de Regiopolitie Amsterdam/Amstelland), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, (belast met) noodhulpassistentie (op de openbare weg) in diens/dier tegenwoordigheid door (een) feitelijkhe(i)d(en) heeft beledigd, bestaande die belediging uit het eenmaal of meermalen spugen in/tegen het gezicht, in elk geval tegen het lichaam, van voornoemde [verbalisant].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het dossier bevat weliswaar verklaringen van getuigen die stellen te hebben waargenomen dat de verdachte met een hondje tegen de ruit van hun woning heeft geslagen, maar deze getuigen hebben niet waargenomen dat het hondje daadwerkelijk pijn en/of letsel heeft bekomen.
Het dossier bevat verder geen concrete aanknopingspunten dat de verdachte, wat er verder ook zij van de gestelde waarnemingen van de getuigen, het hondje pijn of letsel heeft aangedaan of anderszins de gezondheid van het hondje heeft benadeeld. De gezondheidsverklaring die nadien omtrent het hondje is opgemaakt, vermeldt immers dat het hondje in goede conditie was en normaal pup gedrag vertoonde. Deze verklaring valt naar het oordeel van het hof moeilijk te rijmen met de gestelde waarnemingen van de getuigen en het feit dat het hondje, zoals door de verdachte ter terechtzitting is verklaard, een puppy betrof van een kruising tussen een chihuahua en een onbekend gebleven andere kleine hond zodat de pup zijnde het resultaat van die kruising makkelijk in haar handpalm paste.

Bespreking van een verweer strekkend tot bewijsuitsluiting

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde nu de aanhouding van de verdachte onrechtmatig is geschied. Daarom had de verdachte niet in de politieauto geplaatst mogen worden, aldus de raadsman.
Het hof begrijpt het verweer aldus, dat de raadsman stelt dat sprake is van een vormverzuim tijdens het voorbereidend onderzoek als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), te weten het ontbreken van een redelijk vermoeden van schuld aan de kant van de verdachte en op grond daarvan een onrechtmatige aanhouding met als gevolg uitsluiting van het bewijs van al hetgeen daarop is gevolgd, te weten de vernieling van het betreffende mobipolscherm in die politieauto.
Naar vaste jurisprudentie is de toepassing van artikel 359a Sv beperkt tot vormverzuimen die zijn begaan bij het voorbereidend onderzoek en is niet van toepassing bij vormverzuimen die betrekking hebben op bevelen inzake de toepassing van vrijheidsbenemende dwangmiddelen welke kunnen worden voorgelegd aan de rechter-commissaris die krachtens de wet belast is met het toezicht op de toepassing dan wel de voortduring van bepaalde tijdens het voorbereidend onderzoek bevolen vrijheidsbenemende dwangmiddelen en die aan dergelijke verzuimen rechtsgevolgen kan verbinden ten aanzien van de voortzetting van de vrijheidsbeneming
.Tegen het oordeel van de rechter-commissaris dat het verleende bevel tot inverzekeringstelling niet onrechtmatig is en/of dat er geen gronden zijn het verzoek tot invrijheidstelling van de verdachte in te willigen, staat geen hogere voorziening open. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in strafzaken zou op onaanvaardbare wijze worden doorkruist indien bij de behandeling van de zaak ter terechtzitting opnieuw of alsnog een beroep zou kunnen worden gedaan op verzuim bij de inverzekeringstelling die aan de rechter-commissaris zijn of hadden kunnen worden voorgelegd.
Het hof stelt vast dat de verdediging bij gelegenheid van de toetsing van de inverzekeringstelling van de verdachte door de rechter-commissaris geen beroep heeft gedaan op het thans gestelde verzuim. De rechter-commissaris heeft de inverzekeringstelling niet onrechtmatig geoordeeld.
Gelet op het bovenstaande zal het hof aan het gevoerde verweer voorbij gaan.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2:
zij op 8 mei 2012 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een mobipolscherm in het dashboard in een politieauto, toebehorende aan de Regiopolitie Amsterdam/Amstelland, heeft vernield door eenmaal met kracht tegen voornoemd mobipolscherm te schoppen;
3:
zij op 8 mei 2012 te Amsterdam opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [verbalisant] (agent van de Regiopolitie Amsterdam/Amstelland), gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, belast met noodhulpassistentie in diens tegenwoordigheid door een feitelijkheid heeft beledigd, bestaande die belediging uit het spugen in het gezicht van voornoemde [verbalisant].
Hetgeen onder 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening

Strafbaarheid van de verdachte

Door de verdediging is aangevoerd dat de vernieling van het mobipolscherm niet aan de verdachte kan worden toegerekend vanwege de aanwezigheid van een bipolaire stoornis ten tijde van die vernieling.
Het hof begrijpt de verdediging aldus dat de verdachte ten tijde van het begaan van de ten laste gelegde vernieling volledig ontoerekeningsvatbaar zou zijn geweest op grond waarvan ontslag van alle rechtsvervolging zou moeten volgen. Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep heeft het hof stellig de indruk gekregen, dat het met de verdachte ten tijde van de ten laste gelegde vernieling in geestelijk opzicht bepaaldelijk niet goed ging. Er liggen thans echter geen rapportages voor die de conclusie kunnen dragen dat er toen sprake was van een volledige ontoerekeningsvatbaarheid. Het hof ziet dan ook geen grond voor een ontslag van alle rechtsvervolging. Wel zal het hof, onder verwerping van het verweer van de raadsman, bij de strafoplegging rekening houden met bovengenoemde omstandigheden.
Er is derhalve geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf en maatregel

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf van 140 uren, subsidiair 70 dagen hechtenis met aftrek, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met een meldingsgebod, twee behandelverplichtingen en, indien nodig, een klinische opname van zeven weken als bijzondere voorwaarden.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 70 dagen waarvan 35 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een vernieling en aan een belediging van een ambtenaar. De verdachte heeft deze feiten begaan in een periode waarin zij te kampen had met een psychische problematiek, hetgeen afdoende blijkt uit het rapport van psychiatrisch onderzoek van 29 augustus 2012.
Ter terechtzitting is echter ook gebleken dat de verdachte in de afgelopen jaren, na de behandeling van de strafzaak in eerste aanleg, met de juiste medicatie heeft leren omgaan met haar psychische problematiek, dat zij - tot dusver - haar ernstige alcoholverslaving onder controle heeft gekregen en dat zij thans een geschikte dagbesteding heeft gevonden.
Bovendien heeft de advocaat-generaal in haar strafeis acht geslagen op een strafbaar feit waarvoor de verdachte door het hof zal worden vrijgesproken.
In deze omstandigheden ziet het hof aanleiding om aan de verdachte een andere en lagere straf op te leggen dan door de advocaat-generaal is geëist.
Daaraan doet niet af dat blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van
7 maart 2014 de verdachte eerder ter zake van onder meer soortgelijke delicten onherroepelijk is veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Beslag

Ter terechtzitting is gebleken dat, hoewel hiervan geen beslaglijst in het dossier voorhanden is, ten aanzien van de in beslag genomen hond geen last tot teruggave is gegeven. Nu de verdachte wordt vrijgesproken van hetgeen haar onder feit 1 ten laste is gelegd, te weten de mishandeling van de hond, kan niet worden gesteld dat de in beslag genomen hond een voorwerp is dat op grond van artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht verbeurd kan worden verklaard. Het hof is om die reden gehouden de teruggave van de hond aan de verdachte te gelasten. Dat niet bekend is, zoals ter terechtzitting is gebleken, waar de hond zich thans bevindt, doet daar niet aan af.

Vordering van de benadeelde partij [verbalisant]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 200,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 100,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan zij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 36f, 57, 266, 267 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beslag
Gelast de
teruggaveaan verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten de hond (met chip 528210002738606).
Vordering van de benadeelde partij [verbalisant]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [verbalisant] ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 100,00 (honderd euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat hij in zoverre zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [verbalisant], een bedrag te betalen van
€ 100,00 (honderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
2 (twee) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. J.W.H.G. Loyson en mr. F.L. Muskens, in tegenwoordigheid van mr. S.P.H. Brinkman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 maart 2014.
mr. F.L. Muskens is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.