ECLI:NL:GHAMS:2014:718
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontslag van instantie wegens te late betaling griffierecht in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de te late betaling van het griffierecht door de appellant. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen eerdere vonnissen van de rechtbank Noord-Holland, maar had het griffierecht niet tijdig voldaan. De eerste uitroeping van de zaak vond plaats op 10 december 2013, terwijl de betaling pas op 9 januari 2014 plaatsvond, wat volgens de wet te laat was. De appellant voerde aan dat de rolreglementen onduidelijk waren en dat hij meer tijd had moeten krijgen om het griffierecht te betalen. Het hof oordeelde echter dat de appellant niet voldoende feiten had aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat de regels omtrent de betaling van het griffierecht niet toegepast zouden worden. Het hof concludeerde dat de omstandigheden die de appellant aanvoerde niet leidden tot een onbillijkheid van overwegende aard, zoals bedoeld in artikel 127a lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Aangezien de geïntimeerde geen incidenteel appel wenste in te stellen, werd deze ontslagen van de instantie. De appellant werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de geïntimeerde op nihil werden begroot.