ECLI:NL:GHAMS:2014:676

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 maart 2014
Publicatiedatum
11 maart 2014
Zaaknummer
23-002883-11
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wetenschap van verdachte omtrent wederrechtelijkheid van doorreis door Nederland of toegang tot Spanje

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Haarlem. De verdachte, geboren in 1974 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was aangeklaagd voor het helpen van een medepassagier bij het verkrijgen van toegang tot Nederland en doorreis naar Spanje, met gebruik van valse documenten. De tenlastelegging omvatte zowel primair als subsidiair en meer subsidiair gebruik van een niet op naam gesteld paspoort en het faciliteren van de doorreis van de medepassagier. Tijdens de zitting op 21 februari 2014 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een veroordeling vroeg gelijk aan de eerdere straf opgelegd door de rechtbank.

Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De bewijsvoering was gebrekkig, met name wat betreft de wetenschap van de verdachte over de wederrechtelijkheid van de doorreis. Er waren geen gegevens die aantoonden hoe de medepassagier toegang tot Nederland had verkregen, en de verdachte had geen kennis van de wederrechtelijkheid van de situatie. De verschillen in uiterlijk tussen de medepassagier en de op naam gestelde documenten waren niet zodanig dat de verdachte dit had moeten opmerken. Ook de vermeende telefonische contacten tussen de verdachte en de medepassagier konden niet worden onderbouwd met bewijs.

Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat de verdachte vrijgesproken moest worden van alle ten laste gelegde feiten, omdat er onvoldoende wettig bewijs was. Het vonnis van de rechtbank is vernietigd en het hof heeft opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte van alle beschuldigingen is vrijgesproken.

Uitspraak

Parketnummer: 23-002883-11
Datum uitspraak: 7 maart 2014
VERSTEK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 20 juni 2011 in de strafzaak onder parketnummer 15-800279-11 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 februari 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 27 februari 2011 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een ander, te weten (zich noemende) [medeverdachte], althans zich noemende [valse identiteit medeverdachte], behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland of Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of hem daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s), - voor/aan voornoemde persoon een (ver)vals(t)/niet op naam gesteld paspoort geregeld en/of gekocht en/of gegeven en/of - (vervolgens) aan voornoemde persoon (een) vliegticket(s) geboekt en/of verstrekt en/of gegeven en/of gekocht en/of - (vervolgens) voornoemde persoon begeleid in Nederland en/of naar en op de luchthaven Schiphol en/of - (daarbij) voornoemde persoon (telefonisch) aanwijzingen en/of instructies gegeven en/of - (vervolgens) voor voornoemde persoon een niet op naam gesteld paspoort(en) overhandigd en/of aangeboden aan een of meer medewerker(s) van luchtvaartmaatschappij Transavia; terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.
subsidiair:
hij op of omstreeks 27 februari 2011 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een ander, te weten (zich noemende) [medeverdachte], althans zich noemende [valse identiteit medeverdachte], behulpzaam te zijn bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland of Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of hem daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), - voor/aan voornoemde persoon een (ver)vals(t)/niet op naam gesteld paspoort geregeld en/of gekocht en/of gegeven en/of - (vervolgens) aan voornoemde persoon (een) vliegticket(s) geboekt en/of verstrekt en/of gegeven en/of gekocht en/of - (vervolgens) voornoemde persoon begeleid in Nederland en/of naar en op de luchthaven Schiphol en/of - (daarbij) voornoemde persoon (telefonisch) aanwijzingen en/of instructies gegeven en/of - (vervolgens) voor voornoemde persoon een niet op naam gesteld paspoort(en) overhandigd en/of aangeboden aan een of meer medewerker(s) van luchtvaartmaatschappij Transavia; terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 27 februari 2011 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam gesteld reisdocument, te weten een nationaal paspoort van Nigeria, voorzien van paspoortnummer: [paspoortnummer] op naam gesteld van [valse identiteit medeverdachte], welk gebruik hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s) voornoemd paspoort (als ware dit het paspoort van (zich noemende) [medeverdachte]) heeft/hebben aangeboden aan een of meer personeelsleden van Transavia.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het Openbaar Ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.

Vrijspraak

Uit het dossier blijken de volgende omstandigheden:
* Op 27 februari 2011 heeft de verdachte een e-ticket laten boeken door een vriend, genaamd [naam], voor een vlucht van Amsterdam Schiphol naar Barcelona op dezelfde datum, voor twee passagiers, te weten de verdachte zelf en [valse identiteit medeverdachte]. De geboortedata die op de e-ticket zijn vermeld, stroken overigens niet met de geboortedata die in de paspoorten van de twee passagiers zijn vermeld. [1]
* Bij de incheckbalie van Transavia op Schiphol voerde de verdachte het woord namens hem en de andere passagier. Tevens heeft de verdachte het paspoort van de andere passagier aan de medewerkster van de incheckbalie overhandigd. [2]
* Na onderzoek is gebleken dat de andere passagier feitelijk [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]) heet, een vreemdeling uit Nigeria. Hij was in het bezit van formulieren van het AC aanmeldcentrum in Ter Apel en maakte gebruik van een niet op zijn naam gesteld paspoort van de Nigeriaanse autoriteiten en een niet op zijn naam gestelde verblijfsvergunning van de Spaanse autoriteiten. [3]
Het hof is van oordeel dat het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde niet kan worden bewezen op grond van het navolgende.
Het hof stelt allereerst vast dat het dossier geen gegevens bevat met betrekking tot de wijze waarop [medeverdachte] toegang tot Nederland heeft verkregen en de eventuele betrokkenheid van de verdachte daarbij.
De basis van een veroordeling voor het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde is gelegen in de daarvoor noodzakelijke wetenschap van de verdachte dat de doorreis door Nederland dan wel de toegang tot in dit geval Spanje, zijnde een andere lidstaat van de Europese Unie, door die [medeverdachte] wederrechtelijk zou zijn. Deze wetenschap is naar het oordeel van het hof niet gebleken uit de bewijsmiddelen die zich thans - ook niet nadat het dossier op verzoek van het hof is aangevuld - in het dossier bevinden. Evenmin is het hof gebleken van ernstige redenen op grond waarvan de verdachte die wederrechtelijkheid had moeten vermoeden.
Deze wetenschap kan namelijk niet volgen uit het gegeven dat het uiterlijk van [medeverdachte] niet of weinig overeenkomt met de in de op naam van [valse identiteit medeverdachte] gestelde documenten opgenomen pasfoto. Immers is dit gegeven ook pas vastgesteld bij een nadere controle door medewerkers van het Expertisecentrum Identiteitsfraude en Documenten van de Koninklijke Marechaussee te Schiphol. [4] Hieruit leidt het hof af, dat de verschillen in uiterlijk niet dermate zichtbaar waren dat het voor de verdachte zonder meer duidelijk had moeten zijn dat [medeverdachte] zich bediende van niet op zijn naam gestelde documenten, waaronder opgenoemd paspoort.
Deze wetenschap kan ook niet volgen uit de vermeende telefooncontacten die de verdachte en [medeverdachte] op 26 en 27 februari 2011 zouden hebben gehad. De verbalisanten stellen in het relaas proces-verbaal weliswaar dat deze contacten hebben plaatsgevonden [5] , maar dit relaas wordt niet ondersteund door historische printgegevens van zowel de mobiele telefoon van de verdachte als de verschillende mobiele telefoons die [medeverdachte] bij zich droeg op 27 februari 2011. Tevens leggen de verbalisanten een verband tussen de telefoons van de verdachte en [medeverdachte] omdat in de telefoon van [medeverdachte] in het geheugen het nummer [telefoonnummer] was opgeslagen onder de naam ‘Marcy Boy’. De verdachte heeft verklaard dat zijn telefoonnummer is: [telefoonnummer]. [6] [medeverdachte] heeft echter verklaard dat hij telefoons en simkaarten heeft gekregen van ene ‘Peter’ en niet kan worden uitgesloten dat het contact ‘Marcy Boy’ is opgeslagen door een ander dan [medeverdachte]. Dat de verdachte en [medeverdachte] op 26 en 27 februari 2011 telefonisch contact zouden hebben gehad, wordt niet onderbouwd met dienovereenkomstige gegevens verkregen door het uitlezen van de telefoon van de verdachte; dit komt althans niet naar voren in de bijlagen bij het aanvullend proces-verbaal van 28 februari 2013.
Tot slot kan de wetenschap van de verdachte ook niet volgen uit de verklaringen die hij heeft afgelegd tegenover de Koninklijke Marechaussee. Deze verklaringen zijn minst genomen niet consequent en op punten zelfs tegenstrijdig te noemen. Ook stroken deze verklaringen niet altijd met de verklaring van [medeverdachte]. Gesteld zou zelfs kunnen worden dat de verdachte niet geloofwaardige en onwaarschijnlijke verklaringen heeft afgelegd. Hieruit kan echter niet het wettig bewijs worden afgeleid dat de verdachte wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat het gezamenlijk handelen van de verdachte en [medeverdachte] in Nederland en de voorgenomen vlucht van [medeverdachte] zou leiden tot de conclusie, dat sprake is van een wederrechtelijke doorreis door Nederland en/of een wederrechtelijke (poging tot) toegang tot Spanje, zijnde een lidstaat van de Europese Unie.
Op grond van bovenstaande overwegingen en gelet op de vele onvolledigheden in het opsporingsonderzoek en dan met name op het punt van de historische printgegevens van de mobiele telefoons zoals hierboven genoemd, oordeelt het hof - anders dan de advocaat-generaal - dat er onvoldoende wettig bewijs is voor het ten laste gelegde.
Alles overwegende, komt het hof tot de conclusie dat de verdachte van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken wegens het ontbreken van voldoende wettige bewijsmiddelen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W.H.G. Loyson, mr. M.M.H.P. Houben en mr. A.P.M. van Rijn, in tegenwoordigheid van mr. S.P.H. Brinkman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 maart 2014.
Mr. M.M.H.P. Houben en mr. S.P.H. Brinkman zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
========================================================================
[...]

Voetnoten

1.[...]
2.[...]
3.[...]
4.[...]
5.[...]
6.[...]