ECLI:NL:GHAMS:2014:6153
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Vrijheid van meningsuiting versus smaad, laster en belediging
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 april 2014 uitspraak gedaan in een beklagprocedure met rekestnummer K13/0210. Klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. G. Meijers, heeft op 21 februari 2013 een klaagschrift ingediend tegen de beslissing van de officier van justitie Noord-Holland om geen strafvervolging in te stellen tegen hem wegens smaad, laster en belediging. De advocaat-generaal heeft in een verslag van 7 oktober 2013 geadviseerd om klager niet ontvankelijk te verklaren of het beklag af te wijzen. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder een proces-verbaal van de politie en een ambtsbericht van de plaatsvervangend hoofdofficier van justitie.
Tijdens de behandeling in raadkamer op 17 december 2013 heeft klager zijn beklag toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde. De advocaat-generaal was ook aanwezig, maar heeft geen aanleiding gezien om zijn eerdere conclusie te herzien. Klager stelt dat hij hoogstwaarschijnlijk zou worden vrijgesproken als de beschuldigingen aan de strafrechter worden voorgelegd. Hij betoogt dat er geen redenen van algemeen belang zijn die aan vervolging in de weg staan en dat het algemeen belang vereist dat burgers politici kunnen aanspreken op hun beleid.
Het hof heeft vervolgens beoordeeld of het aannemelijk is dat de strafrechter tot vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging zou komen. Het hof concludeert dat, gezien de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), er ruimte moet zijn voor kwetsende uitlatingen in een democratie. Het hof acht het niet uitgesloten dat de strafrechter tot vrijspraak zou komen, maar oordeelt dat het niet opportuun is om de strafrechtelijke vervolging alsnog in te stellen. De zaak heeft zijn oorsprong in de tragische Nieuwjaarsbrand in Volendam in 2001, en een rechtszaak zou het trauma van betrokkenen kunnen verergeren. Het hof wijst het beklag af, waarbij het belang van klager niet opweegt tegen het algemeen belang.