ECLI:NL:GHAMS:2014:6014
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de hardheidsclausule bij niet-betaling griffierecht door gedetineerde appellant
In deze zaak heeft de appellant, een gedetineerde, hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De appellant heeft echter geen griffierecht voldaan, wat hem de toegang tot de rechter kan ontzeggen. De zaak betreft de toepassing van de hardheidsclausule van artikel 127a lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), die in uitzonderlijke gevallen kan worden ingeroepen om de betaling van griffierecht te ontheffen. De appellant heeft aangevoerd dat hij gedetineerd is en geen financiële middelen heeft om het griffierecht van € 308,- te betalen. Hij ontvangt slechts een zakgeld van € 15,- per week en heeft niemand die het griffierecht voor hem kan betalen. Het hof heeft de argumenten van de appellant beoordeeld en vastgesteld dat hij onvoldoende heeft aangetoond dat hij zelfs het griffierecht voor onvermogenden niet kan betalen. Het hof oordeelt dat de heffing van griffierecht in dit geval geen ongeoorloofde beperking van het recht op toegang tot de rechter vormt. De hardheidsclausule biedt in beginsel geen mogelijkheden voor kwijtschelding van het griffierecht. De geïntimeerde is van de instantie ontslagen en de appellant is veroordeeld in de proceskosten van het geding in hoger beroep, die zijn begroot op € 704,- aan verschotten en € 447,- aan salaris. De uitspraak is gedaan door de meervoudige burgerlijke kamer van het Gerechtshof Amsterdam op 14 oktober 2014.