Uitspraak
parketnummer 23-005180-11 tegen:
1.Het geding
2.Ontvankelijkheid ter zake van verzoek (1)
3.Ontvankelijkheid ter zake van verzoek (2)
4.Beslissing
17 februari 2014.
Gerechtshof Amsterdam
In de zaak met parketnummer 23-005180-11 heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 17 februari 2014 uitspraak gedaan over de wrakingsverzoeken van verzoeker. Verzoeker had eerder, op 30 januari 2014, een schriftelijk verzoek tot wraking ingediend tegen de raadsheer-commissaris mr. [raadsheer-commissaris]. Daarnaast was er op 14 februari 2014 een verzoek tot wraking van de leden van de wrakingskamer ingediend. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat verzoeker in het verleden al meerdere wrakingsverzoeken had ingediend, waarover eerder was beslist. Bij de beschikking van 31 januari 2013 was bepaald dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling zou worden genomen, conform artikel 515, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor is verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in zijn wrakingsverzoeken. De wrakingskamer heeft besloten dat er geen mondelinge behandeling van de verzoeken zal plaatsvinden, zoals ook is vastgelegd in het wrakingsprotocol van het Gerechtshof Amsterdam. De beschikking is uitgesproken in openbare raadkamer, waarbij mr. Hoekstra niet in staat was om de beschikking mede te ondertekenen.