ECLI:NL:GHAMS:2014:577

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 februari 2014
Publicatiedatum
3 maart 2014
Zaaknummer
200.141.426/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking verzoeker niet-ontvankelijk in eerdere beschikking

In de zaak met parketnummer 23-005180-11 heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 17 februari 2014 uitspraak gedaan over de wrakingsverzoeken van verzoeker. Verzoeker had eerder, op 30 januari 2014, een schriftelijk verzoek tot wraking ingediend tegen de raadsheer-commissaris mr. [raadsheer-commissaris]. Daarnaast was er op 14 februari 2014 een verzoek tot wraking van de leden van de wrakingskamer ingediend. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat verzoeker in het verleden al meerdere wrakingsverzoeken had ingediend, waarover eerder was beslist. Bij de beschikking van 31 januari 2013 was bepaald dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling zou worden genomen, conform artikel 515, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor is verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in zijn wrakingsverzoeken. De wrakingskamer heeft besloten dat er geen mondelinge behandeling van de verzoeken zal plaatsvinden, zoals ook is vastgelegd in het wrakingsprotocol van het Gerechtshof Amsterdam. De beschikking is uitgesproken in openbare raadkamer, waarbij mr. Hoekstra niet in staat was om de beschikking mede te ondertekenen.

Uitspraak

parketnummer: 23-005180-11
rekestnummer: 200.141.426/01
Beschikking van de wrakingskamer van het gerechtshof Amsterdam van 17 februari 2014 op
(1) het op 30 januari 2014 ter griffie ingekomen schriftelijke verzoek tot wraking, in de strafzaak met
parketnummer 23-005180-11 tegen:
[Verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]
adres: [adres],
hierna te noemen: verzoeker, en
(2) het op 14 februari 2014 ter griffie ingekomen schriftelijk verzoek tot wraking van de leden van de wrakingskamer.

1.Het geding

1.1
In de strafzaak tegen verzoeker heeft, nadat de zaak eerder ter zitting was behandeld, op
3 oktober 2013 een terechtzitting plaatsgevonden. Naar aanleiding van hetgeen op die terechtzitting
aan de orde is gekomen, is op de terechtzitting van 17 oktober 2013 als beslissing van de strafkamer medegedeeld dat het dossier in handen wordt gesteld van de raadsheer-commissaris teneinde een dubbelrapportage ten aanzien van de verdachte - verzoeker - te doen laten opmaken.
1.2.
Op 30 januari 2014 is het schriftelijk verzoek van verzoeker, tot wraking van de raadsheer-commissaris mr. [raadsheer-commissaris] ter griffie ingekomen (1). Voorts heeft de wrakingskamer kennis genomen
van de brieven van verzoeker van 10 onderscheidenlijk 11 februari 2014.
1.3.
Op 14 februari 2014 is het schriftelijk verzoek van verzoeker, tot wraking van de leden van de wrakingskamer ingekomen (2). De wrakingskamer heeft voorts kennis genomen van de fax van verzoeker van 16 februari 2014.

2.Ontvankelijkheid ter zake van verzoek (1)

2.1.
Verzoeker heeft in de onderhavige strafzaak eerder wrakingsverzoeken ingediend,
op welke verzoeken is beslist bij beschikkingen van de wrakingskamer van 11 december 2012 onderscheidenlijk 31 januari 2013. Bij de beschikking van 31 januari 2013 heeft de wrakingskamer bepaald dat ex artikel 515, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering, een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling zal worden genomen.
2.2.
Gelet hierop, is verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek, en is gezien artikel 11 lid 1 van het wrakingsprotocol van het gerechtshof Amsterdam bepaald dat geen mondelinge behandeling van het verzoek plaatsvindt.

3.Ontvankelijkheid ter zake van verzoek (2)

Hetgeen hiervoor is aangevoerd met betrekking tot het verzoek van 30 januari 2014 geldt eveneens voor het verzoek van 14 februari 2014.

4.Beslissing

De wrakingskamer:
verklaart verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk in de wrakingsverzoeken.
Deze beschikking is gewezen door de wrakingskamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E.A.G. van der Ouderaa, mr. S. Clement, en mr. R.P.P. Hoekstra, in tegenwoordigheid
van mr. M.E. Olthof, griffier, en is uitgesproken in openbare raadkamer van dit gerechtshof op
17 februari 2014.
mr. Hoekstra is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.