ECLI:NL:GHAMS:2014:5498
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WOZ-waarde van onroerende zaak
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland betreffende de vaststelling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning vastgesteld op € 2.951.000, maar na bezwaar werd deze waarde verlaagd naar € 2.623.000. De rechtbank heeft vervolgens de waarde verder verlaagd naar € 2.600.000, wat door de heffingsambtenaar werd bestreden in hoger beroep. Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 20 november 2014 uitspraak gedaan in deze zaak.
De belanghebbende, eigenaar van de woning, stelde dat de WOZ-waarde te hoog was vastgesteld en vroeg om een verdere verlaging naar € 1.950.000. De heffingsambtenaar verdedigde de waarde van € 2.600.000. Het Hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de rechtbank waren vastgesteld en voegde enkele aanvullende feiten toe. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar niet voldoende bewijs had geleverd voor de vastgestelde waarde en dat de vergelijkingsobjecten die door de heffingsambtenaar waren aangedragen niet geschikt waren om de waarde van de woning te onderbouwen.
Het Hof concludeerde dat noch de heffingsambtenaar noch de belanghebbende een overtuigend bewijs hadden geleverd voor hun respectieve waarderingen. Daarom heeft het Hof de waarde in goede justitie vastgesteld op € 2.600.000, in overeenstemming met de eerdere uitspraak van de rechtbank. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het Hof heeft de zaak afgesloten met de mededeling dat tegen deze uitspraak beroep in cassatie kan worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.