ECLI:NL:GHAMS:2014:5497
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de vaststelling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak. De belanghebbende, eigenaar van een vrijstaande woning, had bezwaar gemaakt tegen de door de heffingsambtenaar vastgestelde WOZ-waarden voor de jaren 2009 en 2010. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning vastgesteld op respectievelijk € 2.825.000 en € 3.079.000, terwijl de belanghebbende stelde dat deze waarden te hoog waren en verzocht om een verlaging naar € 2.300.000 voor 2009 en € 2.150.000 voor 2010.
De rechtbank had eerder de beroepen van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende in hoger beroep ging. Het Hof heeft de feiten en argumenten van beide partijen in overweging genomen, waaronder de waarderapporten van de heffingsambtenaar en de taxatieverslagen van de belanghebbende. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarden niet te hoog waren en dat de vergelijkingsobjecten die waren gebruikt voor de waardebepaling voldoende vergelijkbaar waren met de woning van de belanghebbende.
Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarden overeenkomstig de regels van de Wet WOZ had vastgesteld. De belanghebbende werd in het ongelijk gesteld, en de hoger beroepen werden ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot cassatie bij de Hoge Raad.