ECLI:NL:GHAMS:2014:5470

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2014
Publicatiedatum
22 december 2014
Zaaknummer
23-001724-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak voor het vervoeren van hennep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vrijspraak van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van het ten laste gelegde, namelijk het opzettelijk vervoeren van 24,9 gram hasjiesj. Het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak, omdat volgens artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering geen hoger beroep openstaat tegen een vrijspraak.

Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 29 september 2014 gehouden en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk vervoeren van 8,58 kilogram hennep op 14 april 2014 te Amsterdam. Het hof oordeelde dat de verdachte onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn aanwezigheid in de auto waarin de hennep werd aangetroffen. De verklaring van de medeverdachte werd als geloofwaardig beschouwd, wat leidde tot de conclusie dat de verdachte samen met anderen de hennep opzettelijk had vervoerd.

Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde de verdachte schuldig aan medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De strafoplegging bestond uit een gevangenisstraf van 30 dagen en een taakstraf van 120 uren. Het hof overwoog dat de verdachte eerder strafrechtelijk was veroordeeld en dat er geen aanleiding was voor een voorwaardelijke straf, gezien zijn eerdere gedrag en de ernst van het feit. De beslissing van het hof werd gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

parketnummer: 23-001724-14
datum uitspraak: 13 oktober 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 24 april 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13-701718-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
adres: [adres].

Omvang van het hoger beroep

Aan de verdachte is alternatief cumulatief ten laste gelegd het als dan niet in vereniging opzettelijk vervoeren, in elk geval aanwezig hebben van 24,9 gram hasjiesj. De verdachte is door de politierechter in de rechtbank Amsterdam hiervan vrijgesproken. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak voor het alternatief cumulatief ten laste gelegde.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
29 september 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 april 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van (ongeveer) 8,58 kilogram hennep (Item 4739385), in elk geval een hoeveelheid van (in totaal) meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen kan niet in stand blijven, omdat het hof een andere bewijsoverweging hanteert en tot een andere beslissing komt ten aanzien van de strafoplegging dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft verweer gevoerd zoals weergegeven in zijn pleitnotities welke als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.
Het hof oordeelt als volgt.
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep blijkt dat in de (niet door een hoedenplank afgesloten) kofferbak van de auto waarin als passagiers de verdachte en [medeverdachte 1] zaten en als bestuurder [medeverdachte 2], een gesloten grote boodschappentas stond met ruim acht en een halve kilo – gelet op de foto op bladzijde 10 – vers geknipte henneptoppen. Op de vloer bij de achterbank lagen zichtbaar twee paar handschoenen en een kniptang. Medeverdachte [medeverdachte 1] had modder aan zijn schoenen.
Naar zijn uiterlijke verschijningsvorm werd een zeer recent geknipte oogst hennep van niet geringe waarde vervoerd naar een plek waar de oogst kon worden opgeslagen; gelet op de twee paar handschoenen zijn daar zeer waarschijnlijk tenminste twee personen bij betrokken geweest.
[medeverdachte 2] heeft zakelijk weergegeven verklaard dat hij de verdachte en [medeverdachte 1] samen heeft opgehaald en dat de tas, waarin de hennep zich bevond, niet van hem is en door de verdachte en/of door [medeverdachte 1] bij het instappen in de auto moet zijn gezet.
Onder deze omstandigheden mag van de verdachte worden verwacht dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor zijn aanwezigheid in een auto met ruim acht en een halve kilo hennep met een niet onaanzienlijke waarde. Hetgeen de verdachte heeft verklaard, voldoet daar naar het oordeel van het hof niet aan. De verdachte heeft pas ter terechtzitting in eerste aanleg enige nadere aanduiding gegeven waar hij -naar zijn zeggen alleen- in de auto is gestapt. Hij heeft – daarop bevraagd in hoger beroep – weliswaar coffeeshop Masbah (fonetisch) genoemd als iets nadere aanduiding, maar niet concreet aangegeven waar deze zich bevindt, wie zijn aanwezigheid daar kunnen bevestigen, met wie de afspraak voor een lift was gemaakt en naar welke vriend hij op weg was om te gaan slapen.
Nu naar het oordeel van het hof een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring voor verdachtes aanwezigheid in de auto ontbreekt, gaat het hof bij de bewezenverklaring uit van de verklaring van [medeverdachte 2] dat de verdachte en [medeverdachte 1] met de tas waarin de vers geknipte henneptoppen zaten, in de auto zijn gestapt. Derhalve acht het hof bewezen dat de verdachte samen met een ander of anderen de hennep opzettelijk heeft vervoerd.
Het verweer wordt in al zijn onderdelen verworpen

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 april 2014 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk heeft vervoerd, een hoeveelheid van 8,58 kilogram hennep
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en daarnaast een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren en daarnaast een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft samen met zijn mededaders een voor verdere verspreiding geschikte aanzienlijke hoeveelheid hennep vervoerd. Met het oog op de hoeveelheid overweegt het hof dat deze kennelijk voor de handel was bestemd. De handel in dergelijke hoeveelheden softdrugs is een illegale en winstgevende business die regelmatig gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit terwijl ook aannemelijk is dat de gezondheid van de gebruikers door het gebruik daarvan wordt benadeeld. Het hof overweegt voorts dat anders dan door de advocaat-generaal is gevorderd geen voorwaardelijke straf zal worden opgelegd. Het hof ziet ertoe geen reden nu eerdere voorwaardelijke strafoplegging er niet toe heeft geleid dat de verdachte is gestopt met het plegen van strafbare feiten. De verdachte is voor begeleiding door de reclassering ook niet gemotiveerd en wordt- al dan niet noodgedwongen- vanuit DWI reeds begeleid.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 16 september 2014 is de verdachte eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf en taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 22c, 22d en 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep voor zover dit betrekking heeft op het alternatief cumulatief ten laste gelegde waarvoor de verdachte door de politierechter is vrijgesproken.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.A. Schimmel, mr. J.L. Bruinsma en mr. M. Gonggrijp-van Mourik, in tegenwoordigheid van mr. J.G.W. van Rede, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 oktober 2014.
Mr. J.L. Bruinsma en mr. M. Gonggrijp-van Mourik zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]