ECLI:NL:GHAMS:2014:5320

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 september 2014
Publicatiedatum
16 december 2014
Zaaknummer
23-000449-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling na succesvol beroep op noodweer

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling, maar heeft in hoger beroep succesvol een beroep op noodweer gedaan. De tenlastelegging betrof het opzettelijk mishandelen van een persoon op 17 februari 2013 te Uithoorn. De verdachte had de politie gebeld vanwege geluidsoverlast en ging naar het huis van zijn bovenbuurman, waar een conflict ontstond. De buurman, [slachtoffer], haalde een mes tevoorschijn en maakte een stekende beweging naar de verdachte. In reactie hierop heeft de verdachte de buurman geslagen en op zijn arm gestaan om te voorkomen dat hij het mes weer zou oppakken. Het hof oordeelde dat de verdachte zich in een noodweersituatie bevond en dat zijn reactie proportioneel was. Hierdoor kon niet wettig en overtuigend bewezen worden dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mishandeling. Het hof sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten. Daarnaast werd de benadeelde partij, [slachtoffer], in zijn vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het handelen dat de schade zou hebben veroorzaakt.

Uitspraak

parketnummer: 23-000449-14
datum uitspraak: 10 september 2014
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 5 februari 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13-046399-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 27 augustus 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 februari 2013 te Uithoorn opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), een of meermalen (met kracht) op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt en/of gestampt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken.

Overwegingen ten aanzien van het bewijs

De verdachte en zijn raadsvrouw hebben ter terechtzitting in hoger beroep het verweer gevoerd dat de verdachte uit noodweer heeft gehandeld en dat hij van het hem ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Voor een succesvol beroep op noodweer is vereist dat sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het eigen lijf of een anders lijf, eerbaarheid of goed. Daarnaast dient de wijze van verdediging noodzakelijk en geboden te zijn.
Op grond van de stukken in het dossier en het ter terechtzitting in hoger beroep verhandelde stelt het hof het volgende vast.
Op 17 februari 2013 is de verdachte – na herhaaldelijk de politie te hebben gebeld – vanwege geluidsoverlast en ter geruststelling van zijn vrouw en kind naar het huis van zijn bovenbuurman [slachtoffer] gegaan. Aldaar heeft de verdachte bij [slachtoffer] aangebeld. Nadat [slachtoffer] het kettingslot van zijn deur had gehaald en open had gedaan heeft hij een groot keukenmes tevoorschijn gehaald. De verdachte zag de rechterarm van [slachtoffer] met het mes naar voren komen en [slachtoffer] maakte een stekende beweging richting het lichaam van de verdachte. De verdachte heeft als reactie hierop [slachtoffer] een klap gegeven met zijn rechtervuist, waardoor [slachtoffer] ten val kwam. Om [slachtoffer] te beletten het mes – welke ook op de grond was gevallen – weer vast te pakken is de verdachte met zijn voet op de arm van [slachtoffer] gaan staan. Toen de verdachte de mogelijkheid zag om te vluchten, is hij terug gegaan naar zijn eigen woning.
Bij het politieverhoor verklaart de verdachte reeds over het mes (dossierpagina 10). Hij wist niet dat hij geraakt was maar zijn vrouw zag een verwonding op zijn kin. Aangever [slachtoffer] verklaart in zijn aangifte (dossierpagina’s 14-16) niets over een mes, en als hem er later naar gevraagd wordt verklaart hij dat er inderdaad een mes was en hij het mes op het kastje in de gang had gelegd (dossierpagina 27). De hondengeleider die later bij [slachtoffer] binnenkomt treft op het kastje geen mes aan, maar wel in de keuken. De verdachte verklaart vanaf het begin consistent, [slachtoffer] niet.
Het hof is van oordeel dat uit de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een noodweersituatie, waartegen de verdachte zich mocht verdedigen. Het hof acht de wijze van verdediging geboden en noodzakelijk en de gehanteerde methode – het geven van vuistslag en het staan op de arm van [slachtoffer] – proportioneel.
Met de term ‘mishandeling’ in de zin van artikel 300 Sr wordt mede de wederrechtelijkheid van de gedraging tot uitdrukking gebracht. Onder mishandeling wordt daarom verstaan het aan een ander toebrengen van lichamelijk letsel of pijn zonder dat daarvoor een rechtvaardigingsgrond bestaat.
Nu het hof van oordeel is dat aannemelijk is dat de verdachte het door hem gepleegde geweld in noodweer heeft gepleegd, kan niet wettig en overtuigend bewezen worden geacht dat verdachtes ten laste gelegde gedraging als wederrechtelijk en daarmee als ‘mishandelend’ kan worden aangemerkt. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 491,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 341,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M.P. Geelhoed, mr. A. Bijlsma en mr. J.L. Bruinsma, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Lieberwirth, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 september 2014.
Mr. A.M.P. Geelhoed, mr. A. Bijlsma en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]