In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de bestuurder van een vennootschap voor een huurachterstand die door de vennootschap is ontstaan. De appellante, die als enige aandeelhouder en bestuurder van [X] Fashion B.V. fungeerde, is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had de appellante hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de huurachterstand van de vennootschap. De appellante betwistte deze aansprakelijkheid en stelde dat zij niet persoonlijk verantwoordelijk kon worden gehouden voor de schade die de verhuurder, [geïntimeerde], had geleden.
De feiten van de zaak zijn als volgt: op 1 mei 2012 werd een huurovereenkomst gesloten tussen [geïntimeerde] en [X] Fashion B.V. De vennootschap heeft echter een huurachterstand laten ontstaan en is later failliet verklaard. De rechtbank had de vorderingen van [geïntimeerde] toegewezen, maar de appellante stelde dat zij niet persoonlijk aansprakelijk kon worden gesteld, omdat er geen voldoende ernstig persoonlijk verwijt aan haar kon worden gemaakt.
Het hof oordeelde dat voor de aansprakelijkheid van de bestuurder vereist is dat er een voldoende ernstig persoonlijk verwijt kan worden gemaakt. Het hof concludeerde dat de stellingen van [geïntimeerde] niet voldoende onderbouwd waren om te concluderen dat de appellante wist of redelijkerwijs had moeten begrijpen dat de vennootschap haar verplichtingen niet zou kunnen nakomen. Het hof vernietigde daarom het vonnis van de rechtbank voor zover het de appellante betreft en wees de vorderingen van [geïntimeerde] af. Tevens werd [geïntimeerde] veroordeeld in de proceskosten van de appellante.