ECLI:NL:GHAMS:2014:4855

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 november 2014
Publicatiedatum
24 november 2014
Zaaknummer
23-000978-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van ongewenst verklaarde vreemdeling wegens gebrek aan kennis van inreisverbod

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Algerije en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats, was ten laste gelegd dat hij op 25 juli 2013 als vreemdeling in Nederland verbleef, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij ongewenst was verklaard of dat er een inreisverbod tegen hem was uitgevaardigd. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 7 november 2014 gehouden en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsman.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 november 2005 ongewenst was verklaard, maar dat deze ongewenstverklaring op het moment van de tenlastelegging was opgeheven. Daarnaast is er een inreisverbod tegen de verdachte uitgevaardigd op 17 juli 2013, maar het hof oordeelt dat niet is gebleken dat de verdachte op de hoogte was van dit inreisverbod. De publicatie van het inreisverbod in de Staatscourant op 22 juli 2013 doet hieraan niet af.

Op basis van deze overwegingen heeft het hof geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. Het hof heeft daarom het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij mr. H.A. van Eijk, mr. E. Mijnsberge en mr. F.M.D. Aardema zitting hadden, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting.

Uitspraak

parketnummer: 23-000978-14
datum uitspraak: 21 november 2014
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 februari 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13-702563-13 tegen
[verdachte],
geboren te Onbekend (Algerije) op [geboortedag] 1985,
adres: Thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 november 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op 25 juli 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenst vreemdeling is verklaard of tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, lid 7, van de Vreemdelingenwet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een maand gevangenisstraf met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
De verdachte is op 1 november 2005 ongewenst verklaard, welk besluit aan hem op 8 november 2005 in persoon is uitgereikt. Ten tijde van het ten laste gelegde was de ongewenstverklaring opgeheven, zodat de verdachte van dit deel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken. Bij besluit van 17 juli 2013 is tegen de verdachte een inreisverbod uitgevaardigd. Niet gebleken is dat de verdachte van dit inreisverbod op de hoogte is geraakt. Het enkele feit dat het inreisverbod op 22 juli 2013 in de Staatscourant is gepubliceerd, doet hieraan niet af.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. E. Mijnsberge en mr. F.M.D. Aardema, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Docter, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 november 2014.
Mr. Mijnsberge is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[....]
.