Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
mr. R.J. van Velzente Alkmaar.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep met zaaknummer 200.154.190/01. De appellanten, die in deze procedure als verzoekers optreden, hebben verzocht om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Het hof heeft hen in de gelegenheid gesteld om hun CJIB-schuld te verlagen tot onder de € 500,- en om duidelijkheid te verschaffen over de hoogte en ontstaansgrond(en) van hun belastingschuld. Dit volgde na een eerder tussenarrest van 24 september 2014, waarin de zaak pro forma was aangehouden.
De appellanten hebben verschillende producties overgelegd, waaronder een brief van een deurwaarderskantoor en verklaringen van hun boekhouder. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de CJIB-schuld op 17 juni 2014 is verlaagd van € 1.177,- naar € 495,-. Daarnaast is de belastingschuld, die op 13 december 2013 € 119.552,06 bedroeg, teruggebracht tot € 17.020,70. Het hof heeft vastgesteld dat de appellanten voldoende hebben aangetoond dat zij geen verwijt kan worden gemaakt voor het ontstaan van de belastingschuld, die voortkwam uit nalatigheid van hun voormalige boekhouder.
Op basis van deze bevindingen heeft het hof geoordeeld dat de appellanten in aanmerking komen voor de schuldsaneringsregeling. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de appellanten alsnog toegewezen. De zaak is vervolgens verwezen naar de rechtbank Noord-Holland (Alkmaar) voor verdere behandeling, met inachtneming van de beslissingen in dit arrest. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en er is een termijn van acht dagen gesteld voor het indienen van beroep in cassatie bij de Hoge Raad.