ECLI:NL:GHAMS:2014:4703

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2014
Publicatiedatum
12 november 2014
Zaaknummer
23-002166-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van openbare schennispleging na hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1974, was aangeklaagd voor openbare schennispleging op 18 januari 2013 te Heerhugowaard. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld, maar de raadsman voerde aan dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard vanwege ernstige fouten in het voorbereidend opsporingsonderzoek. De raadsman stelde dat de aanwezigheid van een getuige bij de aangifte mogelijk tot besmetting had geleid en dat de verdachte op een onheuse manier was ondervraagd.

Het hof heeft de argumenten van de verdediging overwogen en vastgesteld dat er inderdaad fouten waren gemaakt in het opsporingsonderzoek, maar oordeelde dat deze niet zodanig ernstig waren dat ze de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in gevaar brachten. Het hof concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan de tenlastelegging van schennis van de eerbaarheid. De verklaringen van de aangeefster en de getuige waren niet voldoende om de verdachte te veroordelen.

Daarom heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De overige verweren van de verdediging behoefden geen nadere bespreking, nu de vrijspraak al was uitgesproken. Het arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en is ondertekend door de rechters, met uitzondering van mr. M. Gonggrijp-van Mourik, die buiten staat was om te ondertekenen.

Uitspraak

parketnummer: 23-002166-13
datum uitspraak: 28 oktober 2014
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 12 april 2013 in de strafzaak onder parketnummer
15-011964-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen in hoger beroep van
31 januari 2014 en 14 oktober 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in zijn vervolging

Ter terechtzitting in hoger beroep is door de raadsman bij pleidooi - zakelijk weergegeven - primair aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van de verdachte aangezien door fouten in het voorbereidend opsporingsonderzoek in strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde is gehandeld, hetgeen een onherstelbaar vormverzuim oplevert, waardoor met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van de zaak (artikel 6 EVRM) is tekortgedaan. De raadsman heeft daartoe - kort samengevat - het volgende aangevoerd. De getuige [getuige] is bij het opnemen van de aangifte van [aangever] aanwezig geweest, waardoor mogelijk besmetting heeft kunnen plaatsvinden.
Voorts heeft de politie in strijd met de waarheid het gegeven van de aanwezigheid van voornoemde getuige [getuige] bij het opnemen van de aangifte van voornoemde [aangever] uit het proces-verbaal van aangifte weggelaten, hetgeen in strijd met de verbaliseerplicht is. Tenslotte heeft de politie de verdachte op een onheuse manier ondervraagd door de verdachte een verkeerde, belastender bewijsrechtelijke situatie voor te schotelen met als suggestie dat het bewijs rond zou zijn.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Slechts indien er sprake is van ernstige inbreuken op de beginselen van behoorlijk procesrecht, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling is tekortgedaan, dient dit tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de strafvervolging van de verdachte te leiden. Hoewel het hof constateert dat in het voorbereidend opsporingsonderzoek door de politie niet met de vereiste zorgvuldigheid is gehandeld door de getuige [getuige] bij delen van het opnemen van de aangifte door [aangever] aanwezig te laten zijn en dit niet in het proces-verbaal van aangifte te relateren, is het hof niettemin van oordeel dat deze vormverzuimen op een later moment zijn hersteld. Aangeefster [aangever] heeft ter terechtzitting in eerste aanleg onder ede onder meer verklaard dat de getuige [getuige] niet constant bij het opnemen van de aangifte aanwezig is geweest. Bovendien volgt uit de verklaringen van aangeefster [aangever] en de getuige [getuige] dat deze verklaringen niet op elkaar zijn afgestemd. Daarnaast zijn op verzoek van de verdediging de processen-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 15 mei 2014 en verbalisant [verbalisant 2] van 9 oktober 2014 opgemaakt.
Ten overvloede overweegt het hof dat uit de stukken van het geding niet is gebleken dat de verdachte op een onheuse wijze door de politie is ondervraagd.
Het hof is van oordeel dat vorenstaande vormverzuimen niet van dien aard zijn dat de verdachte daardoor zodanig in zijn (verdedigings)belangen is geschaad dat dit zou dienen te leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de strafvervolging van de verdachte. Het hof verwerpt dan ook het verweer en acht het openbaar ministerie ontvankelijk in de strafvervolging van de verdachte.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 januari 2013 te Heerhugowaard zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de Melminclaan, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof de verdachte zal vrijspreken van het hem ten laste gelegde.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte na bewezenverklaring van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Standpunt van de verdediging

Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de aangifte van [aangever] en de verklaring van de getuige [getuige] van het bewijs dienen te worden uitgesloten, hetgeen tot vrijspraak van het de verdachte ten laste gelegde dient te leiden.

Vrijspraak

Hoewel het hof geen reden ziet de verklaringen van de aangeefster [aangever] en van de getuige [getuige] van het bewijs uit te sluiten en hoewel de uit het opsporingsonderzoek naar voren gekomen feiten en omstandigheden voldoende waren voor een redelijke mate van verdenking in de zin van artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering, is het hof bij de beraadslaging naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting tot het oordeel gekomen dat niet is komen vast te staan dat de verdachte zich 18 januari 2013 te Heerhugowaard schuldig heeft gemaakt aan schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd. Hoewel er, gelet op de aangifte van [aangever] en de bevindingen van verbalisanten, sterke aanwijzingen zijn in het gedrag van de verdachte voor schennis van de eerbaarheid, kan niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat de verdachte zich ter plaatse met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden. Naar het oordeel van het hof ontbreekt het, naast de verklaring van voornoemde aangeefster [aangever], aan (voldoende) ondersteunende bewijsgronden die redengevend zijn voor het de verdachte ten laste gelegde en die een inhoudelijk verband hebben met de verklaring van voornoemde aangeefster.
Derhalve is naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Nu het hof de verdachte zal vrijspreken van het hem ten laste gelegde, behoeven de overige door de raadsman bij pleidooi gevoerde verweren geen nadere bespreking.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, mr. F.A. Hartsuiker en mr. M. Gonggrijp-van Mourik, in tegenwoordigheid van mr. D. Zeiss, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 oktober 2014.
Mr. M. Gonggrijp-van Mourik is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.