ECLI:NL:GHAMS:2014:4636
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bekrachtiging van de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een appellant met alcoholverslaving
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van appellant [X]. De rechtbank Amsterdam had op 24 september 2014 besloten de schuldsaneringsregeling van [X] te beëindigen, omdat hij niet aan zijn verplichtingen voldeed. Appellant had niet aantoonbaar gesolliciteerd naar betaalde arbeid en vertoonde een ongemotiveerde houding, wat leidde tot het ontbreken van vertrouwen in zijn vermogen om aan de verplichtingen te voldoen.
Appellant, die op 4 mei 2012 tot de schuldsaneringsregeling was toegelaten, had eerder een kans gekregen om zijn situatie te verbeteren, maar zijn alcoholverslaving, die sinds oktober 2013 weer opgelaaid was, bemoeilijkte zijn inspanningen. Ondanks zijn verzoek om de beëindiging van de regeling te herzien, oordeelde het hof dat hij onvoldoende had gedaan om aan zijn verplichtingen te voldoen. De bewindvoerder stelde dat appellant niet had aangetoond arbeidsongeschikt te zijn en dat hij zijn informatieverplichtingen niet nakwam.
Het hof concludeerde dat de tekortkomingen van appellant ernstig genoeg waren om de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling te rechtvaardigen. De omstandigheden, waaronder zijn alcoholverslaving en het opzeggen van het vrijwillige budgetbeheer, leidden tot de conclusie dat er onvoldoende vertrouwen was dat hij in de toekomst aan zijn verplichtingen zou kunnen voldoen. Het hof bekrachtigde daarom het vonnis van de rechtbank.