i) Op 26 juli 2004 hebben twee wachtmeesters van de Koninklijke Marechaussee, werkzaam bij de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten, [appellant sub 1] (vader van [X] en echtgenoot van [appellant sub 2]) als bestuurder van een auto zien rijden op het Buitenhof te ’s-Gravenhage, nabij de gebouwen van de Eerste en Tweede Kamer, en gezien dat de bijrijder video-opnamen aan het maken was. De verbalisanten hebben de auto doen stoppen en de videobeelden bekeken. Zij hebben videobeelden aangetroffen van onder meer de Amerikaanse ambassade, de witte observatiecabine daarbij en de parlementsgebouwen. In hun rapport van bevindingen hebben de wachtmeesters genoteerd dat de bijrijder de videocamera gericht heeft gehad in de richting van de aan het Buitenhof gelegen Israëlische ambassade.
(ii) Twee dagen later is een opsporingsonderzoek begonnen wegens verdenking van voorbereidingshandelingen ter zake van een terroristische aanslag. In het kader daarvan is de woning van [appellant sub 1] geobserveerd, zijn telefoontaps geplaatst en is een ander adres in [plaats], aan de [plaats], waar de bijrijder en twee andere mannen bleken te verblijven, onder verdenking gekomen.
(iii) Op 30 juli 2004 zijn (onder anderen) [appellant sub 1] en de bijrijder in Rotterdam aangehouden. Diezelfde dag hebben doorzoekingen plaatsgevonden in de woning van [appellant sub 1] en in het pand aan de [plaats]. De doorzoeking van de woning van [appellant sub 1] werd voorafgegaan door het binnentreden van een arrestatieteam. Dit arrestatieteam, voorzien van bivakmutsen, is zonder voorafgaande legitimatie binnengetreden tegen de wil van de bewoner, ter aanhouding van een met ‘NN’ aangeduide verdachte. In de woning bevonden zich op dat moment de zwangere [appellant sub 2] en [X], toen één jaar oud. Kort na de inval heeft [appellant sub 2] een miskraam gekregen.
(iv) In de woning van [appellant sub 1] is onder meer een videoband in beslag genomen. Op deze band bevond zich propagandamateriaal tegen het Saoedisch-Arabische koningshuis en de Verenigde Staten, alsmede (fragmenten van) gesprekken met personen die een zelfmoordaanslag gaan plegen en met Osama Bin Laden. Verder is in de woning een groen identificatiedocument van [appellant sub 1] aangetroffen met personalia die afweken van de personalia in zijn Nederlandse paspoort. In het pand aan de [plaats] zijn onder meer een machinepistool met geluiddemper, patroonhouders, munitie, een luchtdrukpistool en een kogelvrij vest aangetroffen.
(v) [appellant sub 1] heeft van 30 juli 2004 tot 3 november 2004 in voorarrest gezeten. Zijn vervolging wegens het bezit van een vals reisdocument heeft uiteindelijk tot vrijspraak geleid. Hij is niet vervolgd ter zake van voorbereidingshandelingen voor een terroristische aanslag.
(vi) Het gerechtshof ’s-Gravenhage heeft aan [appellant sub 1] vergoedingen toegekend, te weten een bedrag van € 14.400,- op grond van artikel 89 Sv. (ondergane detentie) en een bedrag van € 540,- op grond van artikel 591a Sv. (kosten van rechtsbijstand).
(vii) [X] en [appellant sub 2] zijn in het strafrechtelijke onderzoek nimmer als verdachten aangemerkt.