ECLI:NL:GHAMS:2014:4534

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 september 2014
Publicatiedatum
3 november 2014
Zaaknummer
200.153.237-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontvankelijkheid van het hoger beroep en inschrijving in het rechtsmiddelenregister

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, vertegenwoordigd door mr. P.F. Keuchenius, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, dat op 30 juni 2014 was gewezen. De appellant stelde dat hij voldaan had aan de vereisten van artikel 3:301 lid 2 BW, dat bepaalt dat hoger beroep binnen acht dagen na het instellen van het rechtsmiddel moet worden ingeschreven in het rechtsmiddelenregister. De inschrijving vond plaats op 31 juli 2014, terwijl het hoger beroep op 23 juli 2014 was ingesteld. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. M.L. Molenaar, betwistte de tijdigheid van de inschrijving en stelde dat deze uiterlijk op 30 juli 2014 had moeten plaatsvinden.

Het hof oordeelde dat de termijn voor inschrijving op 24 juli 2014 was aangevangen en dat de appellant binnen de gestelde termijn had voldaan aan de inschrijvingseisen. Het hof verwierp het standpunt van de geïntimeerde dat de inschrijving binnen zeven dagen had moeten plaatsvinden. Het hof concludeerde dat de appellant ontvankelijk was in zijn hoger beroep en verwees de zaak naar de rol voor het nemen van een memorie van grieven. Tevens werd de zaak als spoedappel behandeld, waardoor de appellant een termijn van twee weken kreeg voor het indienen van de memorie van grieven. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op dezelfde datum.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.153.237/01
zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland : C/14/154709 / KG ZA 14-155
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 30 september 2014
inzake:
[appellant],
wonend te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. P.F. Keuchenius te Hoorn,
tegen
[geïntimeerde],
wonend te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.L. Molenaar te Noord-Scharwoude.

1.Het geding in hoger beroep

Bij dagvaarding van 23 juli 2014 heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen het tussen partijen onder bovengenoemd zaak-/rolnummer gewezen vonnis in kort geding van de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, van 30 juni 2014.
Appellant heeft de zaak aangebracht op de rol van 5 augustus 2014.
Bij rolbeslissing van 5 augustus 2014 is appellant in de gelegenheid gesteld zich op de rol van 19 augustus 2014 bij akte uit te laten over de ontvankelijkheid in hoger beroep en is bepaald dat geïntimeerde bij akte zal mogen reageren.
Appellant heeft zich op 19 augustus 2014 bij akte, met één productie, uitgelaten over de ontvankelijkheid.
Geïntimeerde heeft op 2 september 2014 een antwoordakte genomen.
Arrest is bepaald op heden.

2.Motivering

2.1
Op grond van artikel 3:301 lid 2 BW moet hoger beroep, indien de rechter in eerste aanleg heeft bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van een tot levering van een registergoed bestemde akte of een deel daarvan, op straffe van niet-ontvankelijkheid binnen acht dagen na het instellen van het rechtsmiddel worden ingeschreven in het in artikel 433 Rv bedoelde register.
2.2
Appellant heeft zich op het standpunt gesteld dat zij aan het in voornoemd artikel gestelde voorschrift heeft voldaan en heeft daartoe een verklaring van de griffier van de rechtbank Noord-Holland van 31 juli 2014 overgelegd. Volgens geïntimeerde heeft de inschrijving niet tijdig plaatsgevonden. Daartoe heeft zij aangevoerd dat het voorschrift van inschrijving “binnen acht dagen” impliceert dat het hoger beroep uiterlijk op de zevende dag moet worden ingeschreven. Dit betekent dat het hoger beroep in deze zaak uiterlijk op 30 juli 2014 had moeten worden ingeschreven. Nu dat pas op 31 juli 2014 is gebeurd, dient appellant naar de mening van geïntimeerde dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn hoger beroep.
2.3
Het hof stelt vast dat het hoger beroep op 23 juli 2014 is ingesteld en dat de inschrijving daarvan in het rechtsmiddelenregister blijkens de overgelegde akte op 31 juli 2014 heeft plaatsgevonden. Hiermee heeft appellant naar het oordeel van het hof voldaan aan het in artikel 3:301 lid 2 Rv gestelde voorschrift. Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen dat de termijn voor inschrijving op 24 juli 2014 is aangevangen en acht volle dagen behelst. Het hof volgt geïntimeerde niet in zijn betoog dat “binnen acht dagen” betekent dat appellant minder dan acht dagen, namelijk slechts zeven, de tijd heeft voor de inschrijving.
2.4
Op grond van het voorgaande komt het hof tot de conclusie dat appellant in zijn hoger beroep kan worden ontvangen. Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen voor het nemen van een memorie van grieven door appellant. Geïntimeerde heeft op de eerstdienende roldatum, 5 augustus 2014, bij H2-formulier gemotiveerd verzocht de zaak als spoedappel te behandelen. Op dit verzoek is per abuis niet eerder door het hof beslist. Het hof acht de zaak voldoende spoedeisend voor een behandeling als spoedappel, zodat appellant ingevolge artikel 9.1.7 Pilot Rolreglement een termijn van twee weken krijgt voor het nemen van een memorie van grieven.

3.Beslissing

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 14 oktober 2014 voor het nemen van een memorie van grieven door appellant;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.W. Hoekzema, W.J. van den Bergh en J.C. Toorman en uitgesproken in het openbaar door de rolraadsheer op 30 september 2014.