ECLI:NL:GHAMS:2014:4527

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 oktober 2014
Publicatiedatum
3 november 2014
Zaaknummer
200.153.892-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake niet-ontvankelijkheid van appellanten in verband met inschrijving hoger beroep

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, hebben appellanten hoger beroep ingesteld tegen vonnissen van de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank had op 23 januari 2013 en 28 augustus 2013 geoordeeld dat een koopovereenkomst tussen partijen buitengerechtelijk was ontbonden. Appellanten werden veroordeeld om mee te werken aan de ongedaanmaking van de gevolgen van deze overeenkomst en moesten een schadevergoeding betalen aan de geïntimeerde. Het hof heeft vastgesteld dat appellanten hun hoger beroep niet tijdig hebben ingeschreven in het register, zoals vereist door artikel 3:301 lid 2 BW. Dit verzuim leidde tot niet-ontvankelijkheid van appellanten in hun hoger beroep voor zover dit zich richtte tegen de onderdelen van het vonnis die betrekking hadden op de levering van een registergoed. Het hof oordeelde dat de regeling in artikel 3:301 BW is bedoeld om de rechtszekerheid te waarborgen en dat er geen ruimte is voor de rechter om te onderzoeken of derden benadeeld zijn door het verzuim van appellanten. Het hof verklaarde appellanten niet-ontvankelijk in hun hoger beroep voor de onderdelen die betrekking hebben op de levering, maar liet de mogelijkheid open voor het indienen van grieven die niet op deze onderdelen betrekking hebben. De zaak werd verwezen naar de rol voor het nemen van een memorie van grieven door appellanten.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.153.892/01
zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland : C/15/195465 / HA ZA 12-394
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 7 oktober 2014
inzake:

1.de vennootschap onder firma CLEMENS & DE VRIES PROJECTONTWIKKELING V.O.F.,

gevestigd te Aerdenhout,
2.
[APPELLANT SUB 2],
wonend te [woonplaats],
3.
[APPELLANTE SUB 3],
wonend te [woonplaats],
appellanten,
advocaat: mr. P.J. Sandberg te Amsterdam,
tegen
[GEÏNTIMEERDE],
wonend te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. K. Straathof te Alkmaar.

1.Het geding in hoger beroep

Bij dagvaarding van 15 november 2013 hebben appellanten hoger beroep ingesteld tegen de tussen partijen onder bovengenoemd zaak-/rolnummer gewezen vonnissen van de rechtbank Noord-Holland van 23 januari 2013 en 28 augustus 2013.
Appellanten hebben de zaak aangebracht op de rol van 12 augustus 2014.
Bij rolbeslissing van 12 augustus 2014 zijn appellanten in de gelegenheid gesteld zich op de rol van 26 augustus 2014 bij akte uit te laten over de ontvankelijkheid in hoger beroep en is bepaald dat geïntimeerde bij akte zal mogen reageren.
Appellanten hebben zich op 26 augustus 2014 bij akte, met één productie, uitgelaten over de ontvankelijkheid.
Op de rol van 26 augustus 2014 is geïntimeerde verschenen.
Geïntimeerde heeft op 9 september 2014 een antwoordakte genomen.
Arrest is bepaald op heden.

2.Motivering

2.1
Bij het bestreden vonnis is - kort gezegd - het volgende beslist. De rechtbank heeft voor recht verklaard dat de op 21 juni 2011 tussen partijen gesloten koopovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden en heeft appellanten veroordeeld om mee te werken aan de ongedaanmaking van de gevolgen van de koopovereenkomst, inhoudende dat binnen vier weken na de betekening van het vonnis de betaalde koopsom wordt teruggestort onder de notaris en het appartementsrecht aan appellanten wordt teruggeleverd. Voorts heeft de rechtbank bepaald dat, indien appellanten in gebreke blijven medewerking te verlenen aan de levering van het appartementsrecht aan hen, het vonnis in de plaats treedt van de door appellanten in dat kader te verrichten rechtshandelingen. Daarnaast heeft de rechtbank appellanten hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan geïntimeerde ten bedrage van € 23.226,58, vermeerderd met de wettelijke rente. Ten slotte heeft de rechtbank appellanten in de proceskosten veroordeeld en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.2
Op grond van artikel 3:301 lid 2 BW moet hoger beroep, indien de rechter in eerste aanleg heeft bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van een tot levering van een registergoed bestemde akte of een deel daarvan, op straffe van niet-ontvankelijkheid binnen acht dagen na het instellen van het rechtsmiddel worden ingeschreven in het in artikel 433 Rv bedoelde register.
2.3
Het hof stelt vast dat, zoals ook appellanten bij akte hebben erkend, het hoger beroep ten onrechte niet binnen acht dagen na het instellen daarvan op 15 november 2013 is ingeschreven in het in artikel 433 Rv bedoelde register. Appellanten hebben blijkens hun akte en daarbij gevoegde productie op 22 augustus 2014 de griffier van de rechtbank Noord-Holland alsnog verzocht het hoger beroep in te schrijven. Deze inschrijving is, nog daargelaten dat geen verklaring van de griffier is overgelegd waaruit blijkt dat die daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, ruimschoots na het verstrijken van de termijn daarvoor gedaan en kan appellanten dus niet baten.
2.4
Appellanten hebben betoogd dat toepassing van artikel 3:301 lid 2 [BW] in casu in strijd is met een goede procesorde, althans met de redelijkheid en billijkheid, aangezien geïntimeerde op dit moment geen aanspraak maakt op nakoming van het bestreden vonnis en (dus) een derde die het appartement van haar koopt geen bescherming behoeft. Het hof volgt appellanten hierin niet en overweegt daartoe het volgende. Het voorschrift van artikel 3:301 lid 2 [BW] strekt ertoe de betrouwbaarheid en volledigheid van de openbare registers met het oog op de ten aanzien van de verkrijging van registergoederen vereiste rechtszekerheid zoveel mogelijk te waarborgen. Omwille van de rechtszekerheid voorziet die regeling erin dat in ieder geval acht dagen na het verstrijken van de beroepstermijn door middel van het raadplegen van het rechtsmiddelenregister duidelijkheid kan worden verkregen omtrent de vraag of een gewoon rechtsmiddel is ingesteld. Dit brengt mee, zo volgt ook uit jurisprudentie van de Hoge Raad, dat er geen plaats is voor onderzoek door de rechter naar de vraag of sprake is (geweest) van benadeling van derden als gevolg van dit verzuim.
2.5
Op grond van het voorgaande komt het hof tot de conclusie dat appellanten niet kunnen worden ontvangen in hun hoger beroep, voor zover dat hoger beroep zich richt tegen oordelen die betrekking hebben op dat gedeelte van de bestreden uitspraak dat blijkens het dictum in de plaats treedt van een tot levering bestemde akte. Anders dan geïntimeerde is het hof van oordeel dat er geen onlosmakelijk verband bestaat tussen de in het dictum van het bestreden vonnis opgenomen verklaring voor recht en veroordeling van appellanten om mee te werken aan de ongedaanmaking van de gevolgen van de koopovereenkomst enerzijds en de daarin opgenomen schadevergoeding die appellanten moeten betalen anderzijds. De wanprestatie van appellanten die geïntimeerde aan al haar vorderingen ten grondslag heeft gelegd staat, gezien hetgeen hiervoor is overwogen, weliswaar inmiddels vast, maar dit geldt niet voor (de hoogte van) de door geïntimeerde gestelde schadeposten. Voor zover de door appellanten nog te formuleren grieven zich richten tegen oordelen die geen betrekking hebben op dat gedeelte van de bestreden uitspraak dat blijkens het dictum in de plaats treedt van een tot levering bestemde akte, zijn appellanten dan ook wel ontvankelijk in hun hoger beroep. Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen voor het nemen van een memorie van grieven door appellanten.

3.Beslissing

Het hof:
verklaart appellanten niet-ontvankelijk in hun hoger beroep, voor zover dat hoger beroep zich richt tegen oordelen die betrekking hebben op dat gedeelte van de bestreden uitspraak dat blijkens het dictum in de plaats treedt van een tot levering bestemde akte;
verwijst de zaak naar de rol van 18 november 2014 voor het nemen van een memorie van grieven door appellanten;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.J. van den Bergh, J.C. Toorman en J.W. Hoekzema en uitgesproken in het openbaar door de rolraadsheer op 7 oktober 2014.