ECLI:NL:GHAMS:2014:4439

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2014
Publicatiedatum
30 oktober 2014
Zaaknummer
200.136.920-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vernietigingsverklaring leaseovereenkomsten door Dexia Nederland B.V.

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Amsterdam, betreft het een hoger beroep van Dexia Nederland B.V. tegen een eerdere uitspraak. Het hof had op 2 september 2014 een tussenarrest gewezen, waarin Dexia de gelegenheid kreeg om te reageren op een door de geïntimeerde overgelegde ontvangstbevestiging van een vernietigingsbrief, verzonden op 10 mei 2005. De brief was aangetekend verzonden door de advocaat van de geïntimeerde. Dexia stelde dat zij geen registratie van deze brief in haar administratie kon vinden.

Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de vernietigingsverklaring door Dexia op 11 mei 2005 is ontvangen, op basis van het overgelegde ontvangstbewijs. Dit leidde tot de conclusie dat de kantonrechter terecht deze datum als de datum van vernietiging van de leaseovereenkomsten heeft beschouwd. De grieven van Dexia, waaronder grief I en III, zijn door het hof verworpen. Het hof oordeelde dat Dexia in verzuim was geraakt vanaf 25 mei 2005, waardoor de gevorderde wettelijke rente toewijsbaar was.

De slotsom van het hof was dat het hoger beroep van Dexia geen succes had. Het hof bekrachtigde het vonnis waarvan beroep en veroordeelde Dexia in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, die aan de zijde van de geïntimeerde waren begroot op een totaalbedrag van € 1.776,00, inclusief verschotten en salaris. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 28 oktober 2014.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.136.920/01
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam: 1368725 DX EXPL 12-342
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 28 oktober 2014
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
tevens voorwaardelijk incidenteel geïntimeerde,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
tevens voorwaardelijk incidenteel appellant,
advocaat: mr. J.B. Maliepaard te Bleiswijk.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Dexia en [geïntimeerde] genoemd.
In deze zaak heeft het hof op 2 september 2014 een tussenarrest gewezen. Voor het verloop van het geding tot dan toe wordt naar dit arrest verwezen.
Bij genoemd arrest is Dexia in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de door [geïntimeerde] bij memorie van antwoord overgelegde kopie van de ontvangstbevestiging van de op 10 mei 2005 door de advocaat van [geïntimeerde] aangetekend verzonden vernietigingsbrief.
Dexia heeft haar akte genomen op de rol van 30 september 2014

2.Beoordeling

2.1
In voornoemd tussenarrest heeft het hof overwogen dat voor de ingangsdatum van de wettelijke rente beslissend is het moment waarop Dexia de vernietigingsverklaring van [geïntimeerde] heeft ontvangen. [geïntimeerde] heeft aangevoerd dat de brief, waarin de vernietigingsverklaring is opgenomen, op 10 mei 2005 door zijn advocaat aangetekend en met bericht van ontvangst is verzonden. Een kopie van de ontvangstbevestiging heeft [geïntimeerde] als productie overgelegd. In haar akte stelt Dexia dat zij uit haar eigen administratie geen enkele registratie van of antwoordbrief op de betreffende brief heeft kunnen achterhalen.
2.2
Het hof is van oordeel dat, gezien het door [geïntimeerde] overgelegde ontvangstbewijs en de reactie van Dexia daarop, voldoende vast is komen te staan dat de vernietigingsverklaring door Dexia op 11 mei 2005 is ontvangen. De kantonrechter heeft dan ook terecht deze datum als datum van vernietiging van de leaseovereenkomsten beschouwd, waarmee grief I faalt.
2.3
Ook grief III faalt. Nu ervan moet worden uitgegaan dat Dexia de vernietigingsverklaring op 11 mei 2005 heeft ontvangen is Dexia in verzuim geraakt vanaf 25 mei 2005 en is de gevorderde wettelijke rente vanaf dat moment toewijsbaar.
2.4
De slotsom is dat het hoger beroep geen succes heeft. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Dexia zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in principaal hoger beroep.

3.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Dexia in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 683,00 aan verschotten en € 894,00 voor salaris, en op € 131,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 68,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, J.W.M. Tromp en R.H. de Bock en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2014.