ECLI:NL:GHAMS:2014:4368

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 september 2014
Publicatiedatum
23 oktober 2014
Zaaknummer
200.152.035-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van appellant in hoger beroep na eerdere niet-ontvankelijkverklaring

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant was eerder in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, maar werd bij arrest van 1 juli 2014 niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van grieven. In het onderhavige tweede hoger beroep heeft de appellant opnieuw geprobeerd het vonnis aan te vechten. De geïntimeerden hebben echter aangevoerd dat de appellant niet kan worden ontvangen in dit tweede hoger beroep, omdat het systeem van de wet zich verzet tegen het opnieuw appelleren tegen een vonnis waarop al bij eindarrest is beslist. Het hof heeft vastgesteld dat de eerdere procedure betrekking had op hetzelfde vonnis en dat er al een definitieve beslissing was genomen. Hierdoor kon de appellant niet opnieuw in hoger beroep komen, ongeacht het feit dat de eerdere procedure niet tot een inhoudelijke beoordeling had geleid. Het hof heeft geconcludeerd dat de appellant niet kan worden ontvangen in zijn hoger beroep en heeft hem veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.152.035/01
rolnummer rechtbank Amsterdam : 2058566 CV EXPL 13-12873
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 9 september 2014
inzake
[appellant], in zijn hoedanigheid van bestuurder van[X],
wonend te Amsterdam,
appellant,
advocaat: mr. D.J. Rijnbout te Houten,
tegen

1.[geïntimeerde sub 1],

wonend te [woonplaats],
2.
[geïntimeerde sub 2],
wonend te [woonplaats],
geïntimeerden,
advocaat: mr. P.M. Verwijs te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Bij dagvaarding van 6 juni 2014 is appellant in hoger beroep gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, dat onder bovengenoemd rolnummer tussen partijen is gewezen op 10 maart 2014.
De zaak is aangebracht op de rol van 15 juli 2014.
Geïntimeerden hebben op diezelfde roldatum bij H2-formulier een ontvankelijkheids- verweer opgeworpen.
Bij rolbeslissing van 15 juli 2014 is appellant in de gelegenheid gesteld zich op de rol van 29 juli 2014 bij akte uit te laten over de ontvankelijkheid in hoger beroep en is bepaald dat geïntimeerden bij akte zullen mogen reageren.
Appellant heeft zich op 29 juli 2014 bij akte uitgelaten over de ontvankelijkheid.
Geïntimeerden hebben op 12 augustus 2014 een antwoordakte, met producties, genomen.
Arrest is bepaald op heden.

2.Beoordeling

2.1
Appellant is eerder bij appeldagvaarding van 26 maart 2014 in hoger beroep gekomen van het bestreden vonnis. Bij arrest van dit hof van 1 juli 2014, bekend onder zaaknummer 200.145.416/01, is appellant bij gebreke van grieven niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep, met veroordeling van appellant in de proceskosten. Thans is appellant binnen de appeltermijn nogmaals in hoger beroep gekomen van het bestreden vonnis.
2.2
Geïntimeerden hebben zich op het standpunt gesteld dat appellant niet kan worden ontvangen in het onderhavige, tweede hoger beroep. Daartoe hebben geïntimeerden aangevoerd dat het systeem van de wet zich verzet tegen het nogmaals appelleren tegen een vonnis waarop al bij eindarrest is beslist. Het geijkte rechtsmiddel tegen dit eindarrest is immers cassatie. Door wederom een appeldagvaarding uit te brengen tracht appellant volgens geïntimeerden de strikte regels (van het toepasselijke Pilot Procesreglement) te omzeilen en zijn fout, te weten het niet tijdig nemen van een memorie van grieven, te herstellen. Appellant heeft hiertegen ingebracht dat hij niet opkomt tegen het arrest van het hof van 1 juli 2014 en dat er evenmin sprake is van een tweede hoger beroepsprocedure tegen het bestreden vonnis omdat een inhoudelijke behandeling van het eerdere hoger beroep is uitgebleven nu appellant bij gebreke van grieven daarin niet kon worden ontvangen.
2.3
Het hof stelt voorop dat de eerdere procedure tussen partijen bij dit hof hetzelfde vonnis van de kantonrechter van 10 maart 2014 betrof waartegen appellant thans appelleert en dat in die procedure door het hof op 1 juli 2014 een eindarrest is gewezen. Daarmee is aan de appelinstantie een definitief einde gekomen. Nu het hof het appel tegen het bestreden vonnis al heeft behandeld, kan dat in het kader van de onderhavige appelprocedure niet nogmaals gebeuren. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat van de gewone rechtsmiddelen alleen nog cassatie openstaat. Dat de eerdere appelprocedure niet tot een inhoudelijke beoordeling van het bestreden vonnis maar tot een niet-ontvankelijkverklaring heeft geleid, kan daaraan niet afdoen. Anders dan appellant heeft betoogd, heeft hij wel degelijk de mogelijkheid gehad om het geschil tussen hem en geïntimeerden in twee feitelijke instanties te laten behandelen. Het enkele feit dat het in de eerdere appelprocedure niet tot een inhoudelijke behandeling is gekomen doordat appellant heeft verzuimd tijdig van grieven te dienen, maakt niet dat hij - zoals hij heeft bepleit - er recht op heeft dat dit in deze procedure alsnog geschied.
2.4
Op grond van het voorgaande komt het hof tot de conclusie dat appellant niet kan worden ontvangen in zijn hoger beroep. Appellant zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.

3.Beslissing

Het hof:
verklaart appellant niet-ontvankelijk in het hoger beroep;
veroordeelt appellant in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van geïntimeerden begroot op € 704,- aan verschotten en € 815,50 aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.W. Hoekzema, W.J. van den Bergh en J.C. Toorman en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 9 september 2014.