ECLI:NL:GHAMS:2014:4201

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2014
Publicatiedatum
14 oktober 2014
Zaaknummer
23-005333-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige staandehouding en aanhouding van verdachte in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1960, was aangeklaagd voor wederspannigheid en belediging van ambtenaren tijdens een aanhouding op 23 februari 2010 in Amsterdam Zuidoost. De verdachte voerde aan dat de staandehouding en aanhouding onrechtmatig waren, maar het hof oordeelde dat de verbalisanten gerechtigd waren om de verdachte staande te houden en aan te houden. Dit was gebaseerd op observaties die een redelijk vermoeden van schuld opleverden. Het hof verwierp het verweer van de verdachte en achtte de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen. De verdachte had zich verzet tegen de aanhouding en had de verbalisanten beledigd. Het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar was, maar legde geen straf of maatregel op, gezien de omstandigheden van de zaak, waaronder het tijdsverloop en het letsel dat de verdachte had opgelopen tijdens de aanhouding. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen waren verklaard.

Uitspraak

parketnummer: 23-005333-13
datum uitspraak: 9 oktober 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 18 november 2013 in de strafzaak onder parketnummer 13-087914-10 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
25 september 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 februari 2010 te Amsterdam Zuidoost, gemeente Amsterdam, toen de aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtena(a)ren verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en), had(den) aangehouden en had(den) vastgegrepen, althans vast had(den), teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen eerstgenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, heeft verzet door te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te geleiden;
2.
hij op of omstreeks 23 februari 2010 te Amsterdam Zuidoost, gemeente Amsterdam opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [agent 1] en/of [agent 2] (respectievelijk hoofdagent en/of adspirant agent bij de regiopolitie Amsterdam Amstelland), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, belast met toezicht in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden: “Jullie zijn een stelletje vieze ratten, vuile vieze smerige racisten” en/of althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof de voorkeur geeft aan een andere bewijsconstructie dan de door de eerste rechter gebezigde.

Bespreking van de gevoerde verweren

De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat zowel de staandehouding als de aanhouding op onrechtmatige wijze hebben plaatsgevonden. Verdachte zou in de nacht van 23 februari 2010 slechts zijn neefjes bij hun huis hebben afgezet en zijn teruggereden. Vervolgens is aan verdachte een stopteken gegeven door verbalisanten. De weergave van de aanhouding van verdachte zou volgens verdachte niet overeenstemmen met hetgeen heeft plaatsgevonden. Verdachte zou zich niet hebben verzet bij de aanhouding en hij zou de verbalisanten niet hebben beledigd.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
In hetgeen door de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht ziet het hof, mede gezien de door de verbalisanten als getuige ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaringen, geen aanleiding om te twijfelen aan het ambtsedig opgemaakte proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [agent 1] en [agent 2]. Verbalisanten zagen dat verdachte als bestuurder van een personenauto een parkeerterrein opreed en dit parkeerterrein weer verliet om terug te rijden langs de reeds afgelegde route. Vervolgens reed verdachte een tweede parkeerterrein op en verliet ook dit parkeerterrein om weer terug te rijden langs de reeds afgelegde route. Op grond van voornoemde observaties was sprake van een redelijk vermoeden van schuld, in de zin van artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, dat verdachte zich bezighield met het aanbieden van betaald vervoer met een personenauto zonder over de daartoe vereiste vergunningen te beschikken (snorderen). Verbalisanten waren daarom gerechtigd verdachte staande te houden. Verbalisanten waren vervolgens gerechtigd de verdachte aan te houden wegens verstoring van de openbare orde, aangezien verdachte - ook nadat hem meermalen was meegedeeld dat hij moest stoppen met schreeuwen vanwege de omwonenden - tegen verbalisanten bleef schreeuwen.
Het hof is - gelet op het voorgaande - van oordeel dat sprake was van een rechtmatige staandehouding en aanhouding van verdachte en verbalisanten derhalve handelden in de rechtmatige uitoefening van hun bediening.
Het verweer van verdachte wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 23 februari 2010 te Amsterdam Zuidoost, toen de aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaren verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van een op heterdaad ontdekt strafbaar feit, hadden aangehouden en vast hadden, teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen eerstgenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, heeft verzet door te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtenaren verdachte trachtten te geleiden;
2.
hij op 23 februari 2010 te Amsterdam Zuidoost, opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten [agent 1] en [agent 2], gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, belast met toezicht in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden: ‘Jullie zijn een stelletje vieze ratten, vuile vieze smerige racisten”.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
wederspannigheid.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
Het hof heeft in hoger beroep ten aanzien van de strafmaat acht geslagen op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich verzet bij zijn aanhouding en twee verbalisanten beledigd. Door zijn handelwijze heeft verdachte het gezag van de verbalisanten ondermijnd. Het hof rekent het de verdachte met name aan dat hij niet wilde meewerken met verbalisanten en de hem gestelde vragen niet wilde beantwoorden. Het hof merkt op dat het niet aan de verdachte is om uit te maken of de politie wel of niet van de haar toekomende bevoegdheden gebruik kan en mag maken.
Ten voordele van de verdachte houdt het hof anderzijds rekening met het geruime tijdsverloop in deze zaak alsmede het feit dat de verdachte door het op hem bij de aanhouding toegepaste geweld pijn en letsel heeft opgelopen zoals ook goed is te zien op de foto van de verdachte die zich in het dossier bevindt en de verklaring van de huisarts van de verdachte.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 15 september 2014 is de verdachte in 2001 een keer eerder onherroepelijk veroordeeld tot een geldboete ter zake van belediging van een ambtenaar werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Gelet op al het vorenstaande is het hof van oordeel dat met de enkele schuldigverklaring van de verdachte kan worden volstaan, zodat afgezien wordt van de oplegging van enige straf of maatregel in dit geval. In hoeverre de uitkomst van deze procedure wel of niet in de weg zal staan aan het verkrijgen van een zogeheten Verklaring Omtrent het Gedrag is een aangelegenheid die de verdachte met een juridisch adviseur zal moeten bespreken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart hem strafbaar.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. J.L. Bruinsma en mr. P.H.M. Kuster, in tegenwoordigheid van
mr. M.M. Spooren, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
9 oktober 2014.
Mr. J.L. Bruinsma en mr. P.H.M. Kuster zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]