Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
(zaaknummer rechtbank Utrecht, sector kanton, locatie Utrecht 608906)
en 61 anderen, van wie de namen en woonplaatsen zijn vermeld in de dagvaarding in hoger beroep,
advocaat: mr. H. de Graaf,
hierna: ASR,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
Het verdere verloop blijkt uit:
- de antwoordakte na tussenarrest van ASR.
2.De verder motivering van de beslissing in hoger beroep
6 september 2013 faalt dit beroep. Het hof heeft in het tussenarrest op de daar vermelde gronden geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat ASR een zwaarwichtig belang had om de bijdrageregeling voor de postactieven te beëindigen. Dit brengt mee dat diezelfde gronden onvoldoende zijn om het beroep van ASR op het - zwaardere - toetsingscriterium van artikel 6:248 lid 2 BW, dat de rechter terughoudend dient toe te passen, te honoreren.
2.13 Met betrekking tot de positie van [G.] en [H.] overweegt het hof het volgende.
[F.] is geboren op 28 juli 1937, zijn dienstverband is op 1 september 1997 geëindigd, hij is in 2002 met (pre)pensioen gegaan en hij is op 12 april 2010 overleden. [F.] viel onder de categorie van appellanten, zoals vermeld in rechtsoverweging 4.30 van het tussenarrest van 26 maart 2013, aan wie de CAO’s 2004 niet kunnen worden tegengeworpen en voor wie de Personeelshandboeken van vóór 1991, januari 1991 of dat van 1 september 1997 van kracht waren. Het hof heeft in het tussenarrest van 26 maart 2013 - kort gezegd - beslist dat deze categorie recht had op een bijdrage in de ziektekostenverzekering die niet was gekoppeld aan de CAO en die niet door ASR door toepassing van een afbouwregeling kon worden beëindigd.
Hetgeen hiervoor is overwogen geldt ook voor [42.]. [42.] is geboren op
28 september 1946, zijn dienstverband is geëindigd op 1 december 1995, hij is in 2005 met (pre)pensioen gegaan en hij is op 4 mei 2010 overleden. Ook hij viel onder de categorie van appellanten, zoals vermeld in rechtsoverweging 4.30 van het tussenarrest van 26 maart 2013, met dien verstande dat het Personeelshandboek van 1 september 1997 niet voor hem gold, en hij had recht op een bijdrage in de ziektekostenverzekering die niet was gekoppeld aan de CAO en die niet door ASR door toepassing van een afbouwregeling kon worden beëindigd.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van appellanten zullen worden vastgesteld op € 727,93 voor verschotten (€ 87,93 explootkosten en € 640,- griffierecht) en op € 2.682,- voor salaris advocaat (drie punten x tarief II in hoger beroep).
3. De beslissing
€ 1.200,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 727,93 voor verschotten en op € 2.682,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;