Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil in hoger beroep en incidenteel hoger beroep
4.Beoordeling van het geschil in hoger beroep en incidenteel hoger beroep
- korte ritten woon-werkverkeer alsmede korte ritten naar een tankstation zijn niet dan wel veelal niet in de administratie opgenomen;
- de eindstand 2007 volgens de door de secretaresse opgemaakte conceptversie bedraagt 94.927 kilometer terwijl de eindstand volgens de definitieve versie 94.935 kilometer bedraagt, een verschil van slechts acht kilometer. Een dergelijk marginaal verschil is louter mogelijk als [X] niet alleen diverse aanvullende ritten heeft genoteerd die door de secretaresse niet waren opgenomen (bijvoorbeeld 12 en 13 februari 2006), maar daarnaast ook ritten heeft geschrapt die wel door de secretaresse waren opgenomen (bijvoorbeeld 8 februari 2006). Niet aannemelijk is dat een en ander zou kunnen leiden tot nagenoeg dezelfde eindstand;
- er zijn verschillen geconstateerd tussen de door de garage genoteerde kilometerstanden en de standen op de rittenregistratie. Eiseres heeft weliswaar gesteld dat de garage in die gevallen de verkeerde kilometerstanden heeft genoteerd, maar nu de rittenregistratie extracomptabel is gereconstrueerd kan evenmin worden uitgesloten dat de garage de juiste kilometerstanden heeft genoteerd, hetgeen afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van de rittenregistratie;
- er zijn verschillen geconstateerd tussen de NAP-gegevens en de op de registratie opgenomen standen. Ook hier kan niet worden uitgesloten dat de NAP de juiste kilometerstand bevat, hetgeen eveneens afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van de rittenregistratie;
minder dan 500 kilometer[Hof: met de gecursiveerde woorden zal bedoeld zijn
niet meer dan 500 kilometer] privé is gereden. Verweerder heeft terecht toepassing gegeven aan de bijtelling.”
De rechtbank acht verweerder niet geslaagd in de op hem rustende bewijslast dat het handelen van eiseres (in de uitvoering in de persoon van [X]) er op was gericht te weinig belasting te betalen, noch dat zij willens en wetens, door de wijze waarop [X] de rittenadministratie heeft gevoerd, bewust de kans heeft aanvaard dat zij te weinig belasting zou betalen. De omstandigheid dat de gevoerde administratie onvoldoende betrouwbaar is geacht om te doen blijken dat met de auto’s op jaarbasis minder dan 500 kilometer privé is gereden is daartoe onvoldoende, te meer nu [X] wel een uitgebreide administratie heeft gevoerd. Daaruit kan niet dan ook worden afgeleid dat eiseres ten minste bewust het risico heeft aanvaard.
Wel acht de rechtbank verweerder geslaagd in de op hem rustende last te bewijzen dat sprake is van grove schuld. Naar vaste jurisprudentie dient onder grove schuld te worden verstaan een in laakbaarheid aan opzet grenzende mate van verwijtbaarheid en omvat het begrip grove schuld mede grove onachtzaamheid. De rechtbank is van oordeel dat eiseres verwijtbaar slordig is geweest door niet na iedere rit aan de hand van de kilometerstand in de auto’s de ritten vast te leggen, maar door achteraf aan de hand van de agenda’s een rittenadministratie te reconstrueren, waardoor de kans op onnauwkeurigheden en onjuistheden groot was. Daarbij acht de rechtbank van belang dat de werkzaamheden van eiseres bestonden uit het voeren van administraties en advisering op fiscaal terrein, zodat hij geacht kan worden op de hoogte te zijn van de eisen die aan een rittenregistratie worden gesteld.
Een boete van 25% wegens grove schuld acht de rechtbank daarom in beginsel passend en geboden.”
In dit verband acht het Hof met name van belang dat uit (1) de wijze waarop de kilometers in het Overzicht werden bijgehouden (zie 2.3.3), (2) de niet door belanghebbende/[X] vermelde ritten die in ieder geval volgens belanghebbende zakelijke ritten waren (2.3.4), (3) de door het Hof genoemde verschillen tussen het Overzicht en garagefacturen (zie 2.3.5), alsmede uit (4) de overige door de rechtbank gesignaleerde tekortkomingen (zie rechtbankuitspraak onder 4.6), op zichzelf niet kan worden afgeleid dat belanghebbende/[X] eventueel privé gebruik heeft willen maskeren.
Ook is in dit verband relevant dat de Wet niet voorschrijft op welke specifieke wijze moet worden bewezen dat het privé gebruik minder dan 500 kilometer heeft bedragen. Daar komt bij dat het - gelet op de wijze waarop het Overzicht is tot stand gekomen - op zichzelf niet op voorhand uitgesloten is dat [X] geen privé kilometers met de Auto’s gereden heeft (of althans niet meer dan 500 kilometer met de Auto’s privé heeft gereden).
groveschuld. Evenmin is een dergelijk oordeel op zichzelf gerechtvaardigd op grond van de door de inspecteur gestelde omstandigheid dat belanghebbende had moeten weten “dat haar werkwijze niet voldeed”.
5.Kosten
6.Beslissing
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank voor zover het de boetebeschikking betreft;
- verklaart het beroep gegrond voor zover het de boetebeschikking betreft;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover het de boetebeschikking betreft;
- vernietigt de litigieuze boetebeschikking;
- veroordeelt de inspecteur in belanghebbendes proceskosten tot een bedrag van € 2.192, en
- gelast de inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht ad € 478 voor het hoger beroep bij het Hof te vergoeden.