Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
is tot het leveren van tegenbewijs toegelaten. De kantonrechter heeft [geïntimeerde] en zijn dochter [B.M.] als getuigen gehoord en heeft vervolgens geoordeeld dat [geïntimeerde] het hiervoor bedoelde bewijsvermoeden heeft weerlegd. Ten aanzien van leaseovereenkomst V heeft de kantonrechter geoordeeld dat Dexia niet is geslaagd in het bewijs van haar stelling dat [geïntimeerde] al eerder dan drie jaar voor de vernietigingsbrief van leaseovereenkomst V op de hoogte was. Dit leidde de kantonrechter tot het oordeel dat [geïntimeerde] tijdig de nietigheid heeft ingeroepen van de leaseovereenkomsten. Om die reden zijn de vorderingen van [geïntimeerde] toegewezen.
“Ik wist dat mijn vrouw aandelen had gekocht, maar niet van wie of wat. Toen ik een keer thuis kwam heeft ze mij verteld dat ze aandelen had gekocht. Dat was alles wat ze mij er over verteld heeft. Ze heeft me op het moment dat ze de contracten tekende en de aandelen kocht mij dat verteld toen ik thuis kwam.”Uit deze verklaring kan echter niet meer worden afgeleid dan dat [geïntimeerde] te horen heeft gekregen dat zijn vrouw aandelen heeft gekocht. Dat hij de contracten of andere relevante stukken heeft gezien of anderszins feitelijk op de hoogte is gekomen van de onderhavige overeenkomsten, valt er niet uit af te leiden. Dit is onvoldoende om bewezen te achten dat [geïntimeerde] ten tijde van het sluiten van de leaseovereenkomsten met het bestaan daarvan bekend is geworden. De getuigenverklaringen bieden ook overigens geen steun voor de stelling van Dexia. Ook het hof komt derhalve tot de slotsom dat het bewijs van de gestelde bekendheid bij [geïntimeerde] niet is geleverd.