Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant 1],
ZEBRU B.V.en
GRUPPO DI TESSA B.V.,
BOEKEL DE NERÉE N.V.,
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
3.Beoordeling
Ontvanger/R.), naar analogie van toepassing is op degene die formeel geen bestuurder is maar die rol feitelijk wel heeft vervuld, zoals de rechtbank voor [appellant 1] heeft aangenomen. De rechtbank heeft onder verwijzing naar voornoemde uitspraak van de Hoge Raad overwogen dat alleen dan mag worden aangenomen dat [appellant 1] jegens BDN als schuldeiser van Julimar onrechtmatig heeft gehandeld waar hem, mede gelet op de op een bestuurder rustende verplichting tot een behoorlijke taakuitoefening als bedoeld in artikel 2:9 BW, een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt, meer specifiek wanneer zijn handelen als feitelijk bestuurder zodanig onzorgvuldig is ten opzichte van BDN dat hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. De klacht van de onderhavige grief houdt in dat de rechtbank heeft miskend dat de aansprakelijkheid van artikel 2:9 BW alleen geldt voor de statutair bestuurder en dat slechts in het geval zoals genoemd in artikel 2:248 BW ook de feitelijk beleidsbepaler aansprakelijk kan worden gehouden.
Grief 2klaagt erover dat de rechtbank heeft geoordeeld dat [appellant 1] persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt van de benadeling van BDN. Het hof overweegt als volgt.