In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of belanghebbende, een vennootschap, de economische eigendom van twee woningen heeft verkregen per 1 januari 2007. De inspecteur van de Belastingdienst had eerder een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd aan belanghebbende, die hiertegen bezwaar had gemaakt. De rechtbank Noord-Holland had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep ging. Het Hof oordeelde dat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat zij de economische eigendom van de woningen had verkregen. Het Hof stelde vast dat de notulen van de aandeelhoudersvergadering niet voldoende bewijs boden voor de stelling dat de economische eigendom was overgedragen. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de economische eigendom niet was overgedragen, en het Hof bevestigde deze uitspraak. Daarnaast werd een immateriële schadevergoeding van € 2.500 aan belanghebbende toegekend vanwege de lange behandelingsduur van het bezwaar. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.