ECLI:NL:GHAMS:2014:2785

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 april 2014
Publicatiedatum
17 juli 2014
Zaaknummer
23-003653-11
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verboden invoer van ivoor en vrijstelling van artikel 8, lid 3, aanhef en onder b van de Basisverordening EG nr. 338-97

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Haarlem. De verdachte, geboren in 1965, werd beschuldigd van het opzettelijk invoeren van ivoor en delen van dieren, in strijd met de Flora- en faunawet en de Basisverordening EG nr. 338/97. De tenlastelegging betrof twee zaken, waarbij de verdachte op 7 mei 2011 op Schiphol slagtanden en kunstvoorwerpen van ivoor heeft ingevoerd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet kon aantonen dat de ingevoerde voorwerpen onder de vrijstellingsregeling vielen, omdat deze niet bewerkt waren vóór 1947. De verdachte had geen geldige EU-certificaten voor de invoer van deze goederen, wat leidde tot de conclusie dat de invoer verboden was. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 6.000,00 en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals het feit dat de verdachte geen eerdere strafbare feiten had gepleegd. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de verboden invoer van ivoor, wat in strijd is met de internationale regels ter bescherming van bedreigde diersoorten. Het hof heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de opgelegde straf gematigd, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

parketnummer: 23-003653-11
datum uitspraak: 22 april 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Haarlem van 25 augustus 2011 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-994501-11 en 15-994502-11 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 april 2013 en 8 april 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

In de zaak met parketnummer 15-994501-11 is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 07 mei 2011 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk, levende en/of dode dieren en/of planten en/of delen en/of producten van die levende en/of dode dieren en/of planten, behorende tot de door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aangewezen soorten als bedoeld in artikel 4 van de Regeling aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet (en genoemd in Bijlage A van de Basisverordening EG nr. 338/97), te weten twee (2) slagtanden afkomstig van de (Afrikaanse) olifant, Loxodonta africana, Familie Elephantidae, Orde Proboscidea en/of vijf (5) kunstvoorwerpen vervaardigd uit ivoor van een olifant en/of twee (2) siervoorwerpen vervaardigd uit ivoor van een olifant, Loxodonta africana/Elophas maximus, Familie Elephantidae, Orde Proboscidea binnen of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht.
In de zaak met parketnummer 15-994502-11 (gevoegd) is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 07 mei 2011 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk, levende en/of dode dieren en/of planten en/of delen en/of producten van die levende en/of dode dieren en/of planten, behorende tot de door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aangewezen soorten als bedoeld in artikel 4 van de Regeling aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet (en genoemd in Bijlage A van de Basisverordening EG nr. 338/97), te weten vier (4) slagtanden afkomstig van de (Afrikaanse) olifant, Loxodonta africana, Familie Elephantidae, Orde Proboscidea binnen of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat dit vonnis niet de redengevende feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering bevat.

Bespreking voorwaardelijk verzoek

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte bepleit dat hij weliswaar niet kan bewijzen dat de door hem ingevoerde voorwerpen van ivoor zijn bewerkt vóór 1947 en daarom (zo begrijpt het hof) onder de vrijstellingsregeling van de Basisverordening EG nr. 338/97 vallen, maar dat er een deskundige dit zou kunnen onderzoeken.
Het hof beschouwt dit verweer als een voorwaardelijk verzoek om – indien het hof tot een bewezenverklaring komt – een deskundige te benoemen om de ouderdom van de door de verdachte ingevoerde ivoren voorwerpen te onderzoeken.
Het hof overweegt en beslist als volgt.
Op grond van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder b. van de Flora- en faunawet is het verboden producten van soorten die zijn opgenomen in Bijlage A van de Basisverordening EG nr. 338/97 binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen. Dit is alleen anders, zo blijkt uit het bepaalde in het derde lid, aanhef en onder b, van artikel 8 van de Basisverordening EG nr. 338/97, wanneer het gaat om bewerkte specimens die meer dan 50 jaar vóór inwerkingtreding van die Basisverordening zijn verkregen, dat wil zeggen bewerkt. De door de verdachte ingevoerde (onbewerkte) slagtanden vallen derhalve niet onder deze vrijstelling. De invoer van deze slagtanden is dus in alle gevallen verboden.
Ten aanzien van de door de verdachte ingevoerde bewerkte ivoren objecten is het hof van oordeel dat geen bewijskracht kan worden toegekend aan door de verdachte geruime tijd ná de overdracht binnen de Europese Unie van de – kennelijke – verkopers verkregen certificaten. De regelgeving bepaalt dat deze certificaten benodigd zijn om in overeenstemming met die regelgeving over te kunnen dragen. Indien dergelijke documenten achteraf nog zouden kunnen worden verstrekt, wordt de betrouwbaarheid daarvan illusoir. Met de alsnog verkregen certificaten kan de verdachte dus niet aantonen dat de bewerkte objecten onder de vrijstelling van het derde lid, aanhef en onder b, van artikel 8 van de Basisverordening EG nr. 338/97 vallen.
Het hof overweegt dat onderzoek door een deskundige weliswaar kan uitwijzen of voornoemde objecten reeds vóór 1947 in bewerkte staat zijn verkregen, maar dat de verdachte – ook als dat inderdaad zou worden vastgesteld – op 7 mei 2011 te Schiphol sowieso niet beschikte over de vereiste vrijstellingen ten aanzien van deze objecten en een EU-certificaat voor het kopen van die voorwerpen. Het hof ziet daarom geen noodzaak tot het benoemen van een deskundige teneinde de ouderdom van de door de verdachte ingevoerde ivoren objecten te laten onderzoeken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
15-994501-11 en in de zaak met parketnummer 15-994502-11 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zaak met parketnummer 15-994501-11:
hij op 7 mei 2011 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk delen en producten van dieren, behorende tot de door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aangewezen soorten als bedoeld in artikel 4 van de Regeling aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet (en genoemd in Bijlage A van de Basisverordening EG nr. 338/97), te weten twee (2) slagtanden afkomstig van de (Afrikaanse) olifant, Loxodonta africana, Familie Elephantidae, Orde Proboscidea en vijf (5) kunstvoorwerpen vervaardigd uit ivoor van een olifant, Familie Elephantidae, Orde Proboscidea binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht;
zaak met parketnummer 15-994502-11 (gevoegd):
hij op 7 mei 2011 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk delen van dieren, behorende tot de door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aangewezen soorten als bedoeld in artikel 4 van de Regeling aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet (en genoemd in Bijlage A van de Basisverordening EG nr. 338/97), te weten vier (4) slagtanden afkomstig van de (Afrikaanse) olifant, Loxodonta africana, Familie Elephantidae, Orde Proboscidea, binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht.
Hetgeen in de zaak met parketnummer 15-994501-11 en in de zaak met parketnummer 15-994502-11 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer 15-994501-11 en in de zaak met parketnummer 15-994502-11 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 15-994501-11 en in de zaak met parketnummer 15-994502-11 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a van de Flora- en faunawet, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 15-994501-11 en in de zaak met parketnummer 15-994502-11 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De economische politierechter in de rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het in de zaak met parketnummer 15-994501-11 en in de zaak met parketnummer 15-994502-11 ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete van € 10.000,00, bij niet verrichten te vervangen door 85 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in de zaak met parketnummer
15-994501-11 en in de zaak met parketnummer 15-994502-11 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 6.000,00, bij niet verrichten te vervangen door 65 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft opzettelijk zes slagtanden van de Afrikaanse olifant en vijf uit ivoor van een olifant vervaardigde kunstvoorwerpen in Nederland ingevoerd. Daarmee heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de verboden invoer van ivoor. Door te handelen als voormeld heeft de verdachte in strijd gehandeld met de bepalingen van de Flora- en faunawet, welke bepalingen ertoe strekken om bepaalde (uitheemse) dierensoorten te beschermen en voor uitsterven te behoeden. Met het oog daarop zijn door de bij CITES aangesloten landen regels gesteld met betrekking tot de handel in delen en producten van onder meer de olifant. De verdachte heeft er in het geheel geen blijk van gegeven stil te staan of te hebben bestaan of zich te bekommeren om het voortbestaan van de (beschermde) olifant, maar heeft enkel winstbejag voor ogen gehad. Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan. Het ziet daarin, ondanks het feit dat de verdachte blijkens een hem betreffend Uittreksel uit de Justitiële Documentatie van
26 maart 2014 niet eerder in Nederland ter zake van enig strafbaar feit met justitie in aanraking is geweest, aanleiding om toch een geldboete van de hoogte als door de advocaat-generaal gevorderd op te leggen.
Gelet op het aantal door de verdachte ingevoerde slagtanden en kunstvoorwerpen en de omstandigheid dat hij handelaar in deze goederen is, ziet het hof voorts aanleiding om daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van na te melden duur, teneinde de verdachte ervan te weerhouden om zich in de toekomst aan het plegen van soortgelijke strafbare feiten schuldig te maken.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 13 van de Flora- en faunawet, artikel 4 van de Regeling aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet en de Bijlage A bij de Basisverordening EG nr. 338/97.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
15-994501-11 en in de zaak met parketnummer 15-994502-11 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 15-994501-11 en in de zaak met parketnummer 15-994502-11 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 15-994501-11 en het in de zaak met parketnummer 15-994502-11 bewezen verklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 6.000,00 (zesduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
65 (vijfenzestig) dagen hechtenis.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • zes slagtanden afkomstig van de (Afrikaanse) olifant;
  • vijf kunstvoorwerpen vervaardigd uit ivoor van een olifant.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. J.L. Bruinsma en mr. P.F.E. Geerlings, in tegenwoordigheid van
mr. A.T. de Muinck - Dezentje, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 april 2014.
[...]