ECLI:NL:GHAMS:2014:2694

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 mei 2014
Publicatiedatum
10 juli 2014
Zaaknummer
200.144.672/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de schuldsaneringsregeling en sollicitatieplicht in het kader van de WSNP

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de schuldsaneringsregeling van appellante. Appellante had op 3 april 2014 hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin haar schuldsaneringsregeling tussentijds was beëindigd. Tijdens de zitting op 20 mei 2014 heeft appellante, bijgestaan door haar advocaat mr. J.C.R. de Lyon, haar verzoek toegelicht. De bewindvoerder en een vertegenwoordiger van een maatschappelijke organisatie waren ook aanwezig.

Appellante voerde aan dat zij, hoewel niet arbeidsongeschikt, wel eenzaam en angstig was, wat haar belemmerde bij het solliciteren. Ze had hulp ingeschakeld van een maatschappelijk werkster en was van plan om deel te nemen aan een re-integratietraject. De bewindvoerder stelde dat appellante geen bewijs van arbeidsongeschiktheid had overgelegd en dat de sollicitatieplicht voor haar van toepassing bleef. Desondanks had de bewindvoerder vertrouwen in haar toekomstige inzet om aan de sollicitatieverplichting te voldoen.

Het hof oordeelde dat appellante onvoldoende aan haar sollicitatieverplichting had voldaan, maar dat er voldoende redenen waren om haar een laatste kans te geven. Het hof besloot het bestreden vonnis te vernietigen en de looptijd van de schuldsaneringsregeling met 12 maanden te verlengen, tot 14 september 2016. Appellante werd erop gewezen dat zij zich aan alle verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling moest houden, ook tijdens haar re-integratietraject.

De beslissing van het hof biedt appellante de mogelijkheid om haar schuldenpositie te verbeteren, mits zij zich aan de voorwaarden houdt. Het hof benadrukte dat de rechtbank later zal bepalen of appellante een 'schone lei' kan krijgen bij de beëindiging van de schuldsaneringsregeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.144.672/01
insolventienummer rechtbank : C/13/12/783-R
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 27 mei 2014
in de zaak van
[appellante],
wonend te [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. J.C.R. de Lyon te [vestigingsplaats].

1.Het geding in hoger beroep

Appellante wordt hierna [appellante] genoemd.
[appellante] is bij op 3 april 2014 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift in hoger beroep gekomen van de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 26 maart 2014, waarbij op voordracht van de rechter-commissaris de op [appellante] van toepassing zijnde schuldsaneringsregeling tussentijds is beëindigd.
Het hoger beroep is behandeld op de zitting van het hof van 20 mei 2014. Bij die behandeling is [appellante] verschenen, bijgestaan door mr. De Lyon voornoemd die het verzoekschrift heeft toegelicht aan de hand van een pleitnotitie die aan het hof is overgelegd. Voorts is [de bewindvoerder], verschenen. Ter zitting is tevens mw. [X.] van de stichting […] aanwezig geweest.
Het hof heeft kennis genomen van het verzoekschrift, het dossier van de rechtbank, waaronder het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg en de namens [appellante] bij brief van 12 mei 2014 nader overgelegde stukken, alsmede het verslag van de bewindvoerder van 5 mei 2014. [appellante] heeft verklaard eveneens kennis te hebben genomen van de genoemde stukken.

2.Beoordeling

2.1
[appellante] heeft in het verzoekschrift verzocht om het vonnis waarin de op haar toepasselijke schuldsaneringsregeling tussentijds werd beëindigd zonder schone lei, te vernietigen en haar alsnog in staat te stellen de wettelijke schuldsaneringsregeling te voltooien. Daartoe heeft [appellante] – samengevat en voor zover voor de beslissing van belang – het volgende aangevoerd. [appellante] is dan wel niet arbeidsongeschikt, maar zij is wel eenzaam en bang, onder meer om weer dakloos te raken. Deze angst belemmert haar bijvoorbeeld bij het solliciteren. Zij heeft gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling trajecten doorlopen bij de DWI en voorts heeft zij incidenteel gesolliciteerd. [appellante] begrijpt echter dat dit niet voldoende is en heeft daarom de hulp ingeschakeld van bureau […]. De afspraak die [appellante] met de maatschappelijk werkster van […] heeft gemaakt is dat zij zich elke vrijdag om 13.00 uur bij […] zal melden. Met hulp van de maatschappelijk werkster zal [appellante] dan vacatures selecteren en sollicitatiebrieven schrijven. […] zal deze brieven versturen, met kopie aan de bewindvoerder. [appellante] zal voorts deelnemen aan een re-integratietraject van de gemeente. Zij zal haar best doen een baan te vinden en hoopt een laatste kans te krijgen, eventueel onder verlenging van de looptijd van de schuldsaneringsregeling.
2.2
De bewindvoerder heeft aangevoerd dat [appellante] geen bewijs van arbeidsongeschiktheid heeft overgelegd en dat daarom de sollicitatieplicht in de schuldsaneringsregeling gewoon voor haar van toepassing was. [appellante] is hier herhaaldelijk op gewezen, onder meer door de rechter-commissaris tijdens het verhoor op 6 januari 2014. Ook is haar duidelijk gemaakt dat deelnemen aan trajecten van de DWI niet voldoende is om aan haar sollicitatieplicht te voldoen. Nu […] zich inzet om [appellante] te helpen met haar sollicitaties heeft de bewindvoerder er echter voldoende vertrouwen in dat [appellante] in de toekomst wel aan haar sollicitatieverplichting zal voldoen. De bewindvoerder stelt voor de schuldsanering niet te beëindigen maar de looptijd van de schuldsanering te verlengen met 24 maanden.
2.3
Het hof oordeelt als volgt. Vast staat dat [appellante] haar sollicitatieverplichting vanaf de aanvang van het schuldsaneringstraject op 14 september 2012 toerekenbaar onvoldoende is nagekomen. Toch acht het hof termen aanwezig om [appellante] een laatste kans te geven. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is voldoende gebleken dat [appellante] hulp nodig heeft bij het solliciteren. [appellante] heeft nu hulp gezocht en deze gevonden bij […]. Met […] heeft zij duidelijke afspraken gemaakt over de nakoming van haar verplichting.
Voorts is van belang dat [appellante] voor het overige aan haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen heeft voldaan.
2.4
Tegen de achtergrond van de voor [appellante] bij een juiste afronding van de schuldsaneringsregeling gemoeide belangen, terwijl daarnaast voldoende aannemelijk is geworden dat [appellante] haar zaken nu goed op orde kan krijgen, acht het hof vernietiging van het bestreden vonnis aangewezen. Omdat [appellante] echter langere tijd niet aan haar inspanningsverplichting heeft voldaan, zal het hof de looptijd van de schuldsanering met 12 maanden verlengen.
2.5
[appellante] dient zich te realiseren dat haar hiermee een bijzondere kans wordt gegeven om uit haar schuldenpositie te komen. Het hof wijst [appellante] er op dat tijdens het verdere verloop van de schuldsaneringsregeling alle verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling onverkort van toepassing blijven en dat zij zich in de toekomst blijvend aan al haar verplichtingen moet houden die uit de schuldsaneringsregeling voortvloeien. Dat betekent onder meer dat [appellante] ook tijdens het doorlopen van een traject van de DWI, zoals een re-integratietraject, en ook als zij een baan vindt met behoud van haar uitkering, gehouden is te voldoen aan haar sollicitatieverplichting. Vanzelfsprekend moet zij ook de bewindvoerder op de hoogte houden.

3.Beslissing

Het hof:
- vernietigt het vonnis waarvan beroep;
- verlengt de duur van de schuldsaneringsregeling met in totaal een jaar, derhalve tot 14 september 2016;
- verstaat dat de rechtbank te zijner tijd bij gelegenheid van de beëindiging van de schuldsaneringsregeling alsnog zal bepalen of aan [appellante] de zogenoemde schone lei wordt verleend.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.M.M. Tillema, M.W.E. Koopmann en G.H. Lankhorst en in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.